Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 augustus 2020 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
- een richtlijnconforme interpretatie dit in de weg staat;
- de Zuid-Koreaanse deelneming geen dochteronderneming is in de zin van de Moeder-dochterrichtlijn (Richtlijn 2011/96/EU van de Raad van 30 november 2011 zoals gewijzigd door de Richtlijnen 2014/86/EU en (EU) 2015/12);
- dit in strijd is met het vrije kapitaalverkeer omdat de bepaling horizontaal discrimineert tussen vrijgestelde of tegen 0% belaste REIT regimes en REIT regimes waarbij de uitgekeerde winst aftrekbaar is;
- de Zuid-Koreaanse dividenden niet ‘naar hun aard’ aftrekbaar zijn;
- de ratio van voornoemd artikellid zich verzet tegen toepassing daarvan in deze situatie.
Wettelijk kader
1. Bij het bepalen van de winst blijven buiten aanmerking de voordelen uit hoofde van een deelneming, alsmede de kosten ter zake van de verwerving of de vervreemding van die deelneming (deelnemingsvrijstelling).
17. De deelnemingsvrijstelling is niet van toepassing op voordelen uit hoofde van een deelneming voor zover deze voordelen bestaan uit:
Indien een vergoeding of betaling als bedoeld in de eerste volzin, onderdeel a, op de kostprijs van een deelneming wordt afgeboekt, wordt een bedrag ter grootte van die vergoeding, onderscheidenlijk betaling, tot de winst van de belastingplichtige gerekend.”
“1. Wanneer een moedermaatschappij of haar vaste inrichting, op grond van de deelgerechtigdheid van de moedermaatschappij in haar dochteronderneming, uitgekeerde winst ontvangt, anders dan bij de liquidatie van de dochteronderneming, moeten de lidstaat van de moedermaatschappij en de lidstaat van haar vaste inrichting:
a) ofwel zich onthouden van het belasten van deze winst voor zover die winst niet aftrekbaar is bij de dochteronderneming van de moedermaatschappij, en deze winst belasten voor zover die winst aftrekbaar is bij de dochteronderneming van de moedermaatschappij;”
Toelichting Staatssecretaris van Financiën
“(…)het eindrapport inzake actiepunt 2 van het BEPS-project van de OESO maakt duidelijk dat indien er geen sprake is van een mismatch als gevolg van het hybride karakter van het financiële instrument, maar als gevolg van de hoedanigheid van de belastingplichtige (in casu een zogenoemde REIT), ook die mismatch dient te worden geneutraliseerd. Hiertoe bevat het rapport voor die gevallen een aanbeveling voor de staat van de begunstigde van de geldverstrekking om een belastingvrijstelling of -vermindering te weigeren. Op die wijze wordt ervoor gezorgd dat in ieder geval op één niveau belasting wordt geheven, in casu op het niveau van de aandeelhouder.
, om het bestaande beleid ten aanzien van (vastgoed)deelnemingen – dat gericht is op het voorkomen van het samengaan van aftrek en vrijstelling – te wijzigen.”