Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het verdere procesverloop in de hoofdzaak
2.De feiten
3.De vordering
voor recht te verklaart dat Albert Heijn inbreuk heeft gemaakt op de portretrechten van eiser;
voor recht te verklaart dat Albert Heijn aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade als gevolg van de inbreuk op zijn portretrechten;
Albert Heijn beveelt om met onmiddellijke ingang na betekening van het te dezen te wijzen vonnis iedere directe en indirecte inbreuk op de portretrechten van [eiser] , op welke wijze dan ook, te staken en gestaakt te houden;
bepaalt dat Albert Heijn indien zij met de naleving van het onder III toegewezen bevel in gebreke blijft aan [eiser] een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 10.000,= verbeurt voor iedere overtreding van dit bevel, alsmede een dwangsom van € 1.000,= voor iedere dag, een deel van een dag daaronder inbegrepen, dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, dat de overtreding zal voortduren;
Albert Heijn veroordeelt om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 15.000,= althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
Albert Heijn veroordeelt tot betaling aan [eiser] van de proceskosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, een en ander binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.
collectiefverband ‘evenredig en gelijkmatig’ te gebruiken ten opzichte van alle andere Eredivisievoetballers. Albert Heijn heeft echter het portret van [eiser] daarnaast uit het collectief verband gehaald en ook
individueelgebruikt ter promotie van de spaaractie door het portret van [eiser] individueel af te beelden op posters in de winkels van Albert Heijn en via social media-kanalen (Twitter, Facebook en Instagram). [eiser] heeft daarvoor geen (impliciete of expliciete) toestemming gegeven, noch heeft Albert Heijn toestemming gekregen of mocht zij ervan uit gaan dat zij die had gekregen, terwijl die toestemming wel vereist was op grond van artikel 20 Auteurswet (Aw), omdat het een in opdracht gemaakt portret betreft, aldus [eiser] . Albert Heijn maakt daarom inbreuk op het portretrecht van [eiser] .
4.Het verweer
alleplaatjes moet zien te verzamelen. Het gaat dus bij uitstek om exploitatie van het collectief; het plaatje van [eiser] heeft geen specifieke waarde of betekenis. Het gaat om elf spelers uit iedere eredivisieclub en om een ‘evenredig en gelijkmatig gebruik’. Bovendien moet Albert Heijn de spaaractie ook kunnen promoten; als Albert Heijn de plaatjes mag verkopen, mag zij ze – in lijn van de gedachte van het Dior/Evora arrest van het Hof van Justitie – ook aanprijzen. Verder had de spaaractie zelf ook promotionele doeleinden. Ook daarom hoefde Albert Heijn niet te vermoeden dat [eiser] niet mede toestemming had gegeven voor de promotie van de (promotionele) spaaractie. De actie en de promotie voldoen dus beide aan artikel 22 cao en vallen beide binnen de reikwijdte daarvan en de toestemming van [eiser] , althans Albert Heijn mocht hiervan uitgaan.
nietin opdracht gemaakt portret in de zin van artikel 21 Aw. Artikel 21 Aw vereist niet steeds voorafgaande toestemming van de geportretteerde voor openbaarmaking. [eiser] kan zich op grond van artikel 21 Aw slechts tegen openbaarmaking verzetten als hij daarvoor een redelijk belang heeft. Van een redelijk belang is echter geen sprake, en voor zover wel sprake zou zijn van een redelijk belang in de zin van artikel 21 Aw moet dit – uitsluitend commerciële – belang wijken voor de belangen van informatievrijheid en ondernemingsvrijheid van Albert Heijn. Aangezien geen sprake is van schending van de artikelen 20 of 21 Aw, komt aan de strafbaarstelling van artikel 35 Aw geen zelfstandige betekenis toe en ook artikel 6:162 BW heeft geen toegevoegde waarde, aldus nog steeds Albert Heijn en EMM & ECV.
5.De beoordeling
promotiedaarvan door Albert Heijn door middel van (individuele) openbaarmaking van het portret van [eiser] op posters en via social media op de wijze zoals door Albert Heijn is gedaan. Volgens [eiser] is dat niet het geval; volgens Albert Heijn en EMM & ECV wel. De kantonrechter overweegt daarover als volgt.
promotiedaarvan. Dat laatste is naar het oordeel van de kantonrechter voor de wijze waarop Albert Heijn het portret van [eiser] in de promotie heeft gebruikt het geval. De kantonrechter licht dit hieronder toe.
in elk geval[cursivering toegevoegd, kantonrechter] begrepen is het evenredig en gelijkmatig gebruik van de logo’s, namen en/of overige gedeponeerde merken toebehorend aan alle Werkgevers uit dezelfde divisie altijd en alleen in combinatie met het evenredig en gelijkmatig gebruik van afbeeldingen, namen en/of overige persoonlijkheidsrechten van tenminste elf (11) Werknemers van elk van die Werkgevers uit vorenbedoelde divisie. Uit de woorden
in elk gevalmaakt de kantonrechter op dat het hier niet gaat om een uitputtende omschrijving van collectieve commerciële rechten. De gedachte achter de bepaling is kennelijk, zo blijkt uit de tekst, dat vereist is dat het om gezamenlijke in het economisch verkeer verzilverbare aanspraken van de clubs en de spelers gaat, waarbij niet een individu maar het collectief centraal staan. Artikel 22 cao moet naar het oordeel van de kantonrechter zo worden uitgelegd dat zodra – bijvoorbeeld – één of enkele speler(s) er uit zou(den) springen, in die zin dat niet zozeer de populariteit van het collectief maar de populariteit van die specifieke speler(s) wordt geëxploiteerd, er geen sprake meer is van
collectievecommerciële rechten als bedoeld in dit cao-artikel.
allespelers en de andere plaatjes (speelsters Nederlands damesteam, clublogo’s, trainers, en teamfoto’s) die onderdeel uitmaken van de spaaractie centraal staat. Dat de spaaractie zélf voldoet aan de in artikel 22 cao vastgelegde vereisten voor collectieve commerciële exploitatie, is tussen partijen ook geen punt van discussie. Met Albert Heijn en EMM & ECV is de kantonrechter van oordeel dat ook de promotie van de spaaractie is aan te merken als een vorm van exploitatie van collectieve commerciële rechten in de zin van artikel 22 cao. Met Albert Heijn en EMM & ECV is de kantonrechter bovendien van oordeel dat Albert Heijn de spaaractie, waarvoor zij via EMM & ECV toestemming van alle clubs en spelers heeft gekregen, ook moet kunnen promoten op de wijze zoals door Albert Heijn is gedaan. De kantonrechter licht dit hieronder toe.
waaronder in elk geval begrepen’) immers geen uitputtende omschrijving van de collectieve commerciële rechten. Doorslaggevend is dat het gaat om gezamenlijke in het economisch verkeer verzilverbare aanspraken. De wijze van gebruik van de portretten van [eiser] en andere spelers en speelsters in de promotie is gelet op het bovenstaande aan te merken als collectief gebruik van hun portretten in de zin van artikel 22 cao, zodat het gaat om gebruik waarvoor Albert Heijn toestemming had verkregen.
ten behoeve vande exploitatie van de collectieve commerciële rechten. Albert Heijn heeft dit redelijkerwijs zó mogen begrijpen dat ook de gebruikelijke promotie ten behoeve van de exploitatie van de collectieve commerciële rechten in de spaaractie hieronder begrepen is.
[uitspraak eiser]’-uitspraak, doet aan het bovenstaande niet af. Gesteld noch gebleken is immers dat in de promotie van de spaaractie op enige wijze is verwezen naar eigenschappen die specifiek [eiser] betreffen.