ECLI:NL:RBNHO:2020:8532

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2020
Publicatiedatum
22 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3330
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake belastingaanslag

In deze zaak heeft eiseres, een natuurlijke persoon, beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, heeft op 30 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres had op 21 april 2020 een tweede bezwaarschrift ingediend tegen de uitspraak van de inspecteur van 6 maart 2020. Dit bezwaarschrift werd door de inspecteur aangemerkt als beroepschrift en ter verdere behandeling naar de rechtbank gestuurd.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 178 niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier. Eiseres heeft geen verontschuldiging gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 17 april 2020 en het beroepschrift pas op 4 mei 2020 door de rechtbank is ontvangen. Eiseres heeft ook hier geen goede verontschuldiging voor gegeven.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/3330

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 oktober 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief met dagtekening 21 april 2020, ontvangen door verweerder op 4 mei 2020, tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 6 maart 2020 een tweede bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Verweerder heeft dit aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 18 juni 2020 op grond van
artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling aan deze
rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 178. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 4 juli 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 2 augustus 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 5 augustus 2020 is bezorgd. Eiseres heeft niet gereageerd.
4. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Voorts geldt voor het indienen van een beroepschrift op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
6. De dagtekening van het bestreden besluit is 6 maart 2020. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 17 april 2020.
7. Verweerder heeft het beroepschrift op 4 mei 2020 ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Bij brief van 7 juli 2020 heeft de rechtbank eiseres in de gelegenheid gesteld binnen 4 weken na dagtekening van die brief schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 8 juli 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiseres heeft niet gereageerd. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiseres een goede verontschuldiging heeft voor de te late indiening van het beroepschrift.
8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.