Op 30 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen [X] U.A. en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven. Eiseres had op 17 februari 2020 een verzoek ingediend met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2018. Dit verzoek werd door de Belastingdienst als beroepschrift aangemerkt en op 8 april 2020 ter verdere behandeling naar de rechtbank gestuurd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten. De rechtbank oordeelde dat eiseres het griffierecht van € 354 niet tijdig had betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. Eiseres heeft geen verontschuldiging gegeven voor het verzuim van de betaling.
Daarnaast heeft eiseres verzuimd om belangrijke documenten, zoals een afschrift van het besluit waar het geschil over ging, een uittreksel uit het handelsregister en een kopie van de statuten, over te leggen. De rechtbank heeft eiseres hierop gewezen, maar ook na deze waarschuwing heeft zij niet gereageerd. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft in haar beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.