Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
verweerder in reconventie
1.[gedaagde sub 1]2. [gedaagde sub 2] ,
eisers in reconventie
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
€ 650,- en op een bedrag van € 1.351,12 in verband met teveel betaalde voorschotten. [gedaagde sub 1] c.s. heeft de vorderingen en de hoogte daarvan op zich zelf niet betwist, maar zich beroepen op verrekening met een door hem gestelde tegenvordering die enerzijds betrekking heeft op de wijze van oplevering door [eiser] en anderzijds op het elektriciteitsgebruik van [eiser] .
€ 75,63 aan materiaalkosten en € 42,50 x 3 uur = € 203,13 toewijsbaar is.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten komen niet voor toewijzing in aanmerking, nu [eiser] niet, althans onvoldoende heeft gesteld op welke datum de aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW door [gedaagde sub 1] c.s. op zijn laatst is ontvangen, dan wel op welke datum [eiser] deze aanmaning aan [gedaagde sub 1] c.s. heeft verzonden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. De wettelijke rente over de hoofdsom zal worden toegewezen als na te melden. De tegenvordering dient bij deze stand van zaken te worden afgewezen.