1.4Op 28 januari 2019 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend gerapporteerd. Zij is van mening dat voor de maatgevende functie uitgegaan moet worden van het aantal uur waarvoor eiser WW heeft gekregen. Dat was 37 uur. Eiser heeft voor 24 uur gewerkt als [functie] en hield daarom voor 13 uur recht op WW vanuit zijn werk als [functie 2] . Als maatstaf moet daarom uitgegaan worden van de functie van [functie] voor 24 uur en de functie van [functie 2] voor 13 uur. Ook het werk als [functie 2] is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep haalbaar voor eiser. Uit de functieomschrijving van de arbeidsdeskundige van 23 januari 2019 volgt dat het werk als [functie 2] voor een deel fysiek zwaar is, maar ook weer niet extreem zwaar in mate en frequentie bij fysiek belastende aspecten. Uitgaande van 13 uur per week zouden de zwaardere aspecten slechts voor een deel van de 13 uur aan de orde zijn. Gezien het feit dat de klachten niet geobjectiveerd kunnen worden, moet dit volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep haalbaar worden geacht. Ook zijn er geen medische argumenten waarmee onderbouwd zou kunnen worden dat eiser ongeschikt is voor werk in ploegendienst. Op grond van de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
2. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte geen enkele beperking in zijn functioneren heeft aangenomen. Zijn klachten zijn geobjectiveerd. De reumatoloog heeft immers vastgesteld dat sprake is van een chronisch pijnsyndroom. Eiser heeft pijn in zijn nek, rug, handen, armen en rechterbeen en is hierdoor beperkt. Ook slaapt hij slecht door de pijn. Eiser is hierdoor energetisch niet in staat om volledig te werken. De fysiotherapeut en de revalidatiearts hebben eiser dringend geadviseerd naar zijn lichaam te luisteren om erger te voorkomen. Verder heeft de internist/ infectioloog aangegeven dat sprake is van een lage verdenking op een schistosomiasisinfectie, nadat eiser hierop positief is getest. Gelet op zijn klachten is eiser niet in staat de functies [functie 2] en [functie] te verrichten. In deze functies is sprake van een bovennormale belasting. In de functie van [functie 2] heeft eiser 90 uur per week gewerkt in fysiek zware arbeid. De functie van [functie] vergt een goede conditie en zwemvaardigheid en vooral bij een uitruk kan het werk fysiek belastend zijn. Het naast elkaar verrichten van beide functies brengt volgens eiser een hele zware belasting met zich mee. Bovendien kunnen deze functies niet in deeltijd naast elkaar worden verricht. Verder voert eiser aan dat in het bestreden besluit wordt gesteld dat de WW-uitkering is gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 37 uur terwijl in de beslissing van 23 december 2019 (de rechtbank leest 19 januari 2016) wordt vermeld dat de WW-uitkering is gebaseerd op een gemiddelde werkweek van 47 uur.
3. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op de aanvullende gronden van 28 oktober 2019. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verzocht te motiveren waarom voor de ZW-beoordeling is uitgegaan van een WW-uitkering van 37 uur per week, waarom het werk in de functie van [functie 2] geen extreem zwaar werk betreft, hoe dit zich verhoudt tot de functieomschrijving van [functie 2] en waarom de combinatie van beide functies niet te zwaar is voor eiser.
4. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 6 februari 2020 als volgt gereageerd. De belastbaarheid van eiser is veel ruimer dan hij zelf ervaart. Er kunnen daarom alleen beperkingen worden aangenomen voor hoog frequente of langdurige bovennormale fysieke belastingen. Het werk als [functie] is veelal fysiek zeer licht (toezicht houden, voorlichting geven, helpen bij vermissing). Fysiek zwaardere aspecten zijn alleen aan de orde bij een uitruk waarbij drenkelingen moeten worden gered. Dit is een incidentele piekbelasting en gezien de beschrijving van de werkzaamheden kan worden aangenomen dat dit maar een betrekkelijk klein deel van de tijd betreft en vermoedelijk zal dit zelfs op veel dagen in het geheel niet aan de orde zijn. Tegen de kortdurende zwaardere fysieke belastingen is geen enkel bezwaar omdat er geen objectiveerbare afwijkingen zijn en er ook geen risico is dat eiser hierdoor gezondheidsschade zal oplopen.
Voor wat betreft de functie van [functie 2] moet gekeken worden of sprake is van hoog frequente en langdurige bovennormale fysieke belastingen. De arbeidsdeskundige heeft in de functieomschrijving aangegeven dat in de functie 200 keer per uur (drie keer per minuut) sprake is van reiken en buigen. Dit is niet hoog frequent en zwaar fysiek belastend. Ook moet in deze functie tussen de 15-20 kilo worden geduwd en/of getrokken. Ook dit is niet zwaar belastend, omdat hierbij het lichaamsgewicht kan worden ingezet en dit bovendien slechts in één van de hoofdtaken (dus slechts in een deel van de 13 uur) voorkomt. Tillen/dragen komt in de functie voor van 1 kilo tot 20 kilo. Dit is alleen zwaarder als het gewicht de 20 kilo nadert. Ook dit is niet te belastend, omdat dit niet langdurig zal voorkomen. Tillen/dragen komt alleen voor tijdens één hoofdtaak, dus slechts een deel van de 13 uur en bovendien moet gezien de beschrijving van de arbeidsdeskundige worden aangenomen dat er ook geregeld sprake is van tillen ruim onder de 20 kilo. De overige beschreven belastingen zijn niet hoog frequent of fysiek zwaar belastend, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
4. Bij brief van 5 maart 2020 heeft verweerder uiteengezet waarom het gemiddeld aantal arbeidsuren van eiser is vastgesteld op 37 uur per week. Verweerder heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen. Eiser heeft per 31 augustus 2015 een WW-uitkering ontvangen, gebaseerd op een gemiddeld aantal arbeidsuren van 47. Dit WW-recht is op 1 april 2016 beëindigd, omdat eiser weer is gaan werken. Eiser heeft vervolgens zodanig lang gewerkt dat een nieuw WW-recht is opgebouwd. Op 5 september 2016 heeft eiser opnieuw een WW-uitkering aangevraagd. Verweerder heeft vervolgens per 5 september 2016 een WW-uitkering toegekend, conform het gemiddeld aantal arbeidsuren van 37 welke eiser zelf op de aanvraag heeft vermeld. Deze WW-toekenning betreft een nieuwe toekenning en geen heropening van het vorige recht. Wegens werkhervatting is het WW-recht per 1 oktober 2016 weer beëindigd. Met ingang van 1 januari 2017 is de WW-uitkering weer voortgezet, waarna eiser zich op 13 juli 2017 heeft ziek gemeld. Het voorgaande betekent volgens verweerder dat het gemiddeld aantal arbeidsuren vanaf 5 september 2016 is gebaseerd op 37 uur in de week.
5. Bij brief van 8 mei 2020 heeft eiser gereageerd op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 6 februari 2020. Eiser is van mening dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op geen enkele wijze heeft gemotiveerd waarom de combinatie van beide functies niet te zwaar zou zijn voor eiser. Uit de functieomschrijving van de arbeidsdeskundige blijkt dat de functie van [functie] een bovennormale belasting kent op alle onderdelen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat hier ten onrechte aan voorbij. Er is geen sprake van veelal zeer licht fysiek werk. Dit blijkt ook uit het feit dat een goede conditie en zwemvaardigheid is vereist voor de functie. Daar komt bij dat het verlenen van eerste hulp aan strandgasten, het assisteren van professionele hulpverleningen op het strand en op zee allemaal hoort bij het takenpakket van de [functie] en fysiek belastend kan zijn. Dat volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep enkel sprake is van een fysiek zwaardere belasting bij een uitruk is onjuist. Dat geldt volgens eiser ook voor de stelling dat deze belasting slechts kortdurend is. Een uitruk waarbij een drenkeling moet worden gered kan lange tijd in beslag nemen en daarmee een lange zware fysieke belasting geven. Ook het verlenen van eerste hulp en het assisteren van professionele hulpverlening is een lange en fysiek zware belasting.
De functie van [functie 2] kent volgens eiser ook een bovennormale belasting. Het duwen en trekken van 15-20 kilo dertig minuten achtereen bij het lopend bedienen van de trilmachine over het zand bij een temperatuur rond de 30/35 graden kent een bovennormale fysieke belasting. Het gebruik van lichaamsgewicht biedt hierin volgens eiser geen/onvoldoende soelaas. De aanname van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geregeld sprake is van tillen ruim onder de 20 kilo volgt niet uit de functieomschrijving van de arbeidsdeskundige. Daaruit volgt dat het duwen of trekken tussen de 15-20 kilo en tillen of dragen tussen de 1-20 kilo bij twee van de drie hoofdtaken voorkomt en niet zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt bij één van de hoofdtaken. Verder is de verzekeringsarts bezwaar en beroep er ten onrechte aan voorbij gegaan dat het werk wordt verricht bij een temperatuur rond de 30/35 graden en dat het werk in het zand/drijfzand wordt verricht. Er wordt zes uur per dag gelopen, twee uur per dag gestaan en gewerkt met zwaar materieel in de hitte in een zandbak. Er is dan ook geen sprake van slechts enkele fysieke belastende aspecten die maar gedurende een klein deel van de tijd voorkomen. De functie van [functie 2] betreft zwaar werk waartoe eiser niet in staat is. Eiser verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen, nu verweerder geen enkele beperking heeft aangenomen.
6. In reactie op de brief van eiser van 8 mei 2020 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 16 juli 2020 nader gerapporteerd. Zij heeft geen aanleiding gezien een ander standpunt in te nemen. De combinatie van beide functies is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet te belastend voor eiser.
7. De rechtbank overweegt als volgt.