ECLI:NL:RBNHO:2020:8300

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
16 oktober 2020
Zaaknummer
8608988
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van huurovereenkomst wegens onvoorziene omstandigheden door coronamaatregelen

In deze zaak vorderden eisers, wonende in Duitsland, de terugbetaling van een aanbetaling voor een geannuleerd vakantiehuis als gevolg van de coronamaatregelen. Eisers hadden op 3 januari 2020 een boekingsaanvraag gedaan voor een vakantiewoning van 24 april tot 1 mei 2020 en betaalden 50% van de huursom. Door de uitbraak van het coronavirus en de daaropvolgende maatregelen, waaronder reisbeperkingen en sluiting van de horeca, konden eisers niet naar Nederland reizen. Op 16 april 2020 vorderden zij de volledige terugbetaling van de huursom, stellende dat de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid vormden die ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigde op basis van artikel 6:258 BW.

Gedaagden, de verhuurders, betwistten de vordering en stelden dat een kortlopend contract voor recreatieve verhuur normaal gesproken niet kan worden ontbonden. De kantonrechter oordeelde echter dat de coronamaatregelen, die op 15 maart 2020 van kracht werden, een onvoorziene omstandigheid vormden. De rechter stelde vast dat de overeenkomst met terugwerkende kracht werd ontbonden, waardoor eisers hun aanbetaling konden terugvorderen. Daarnaast werden gedaagden veroordeeld tot betaling van de proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten aan eisers. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees de overige vorderingen af.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8608988 \ CV EXPL 20-2993
Uitspraakdatum: 21 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]en
[eiseres]
beiden wonende te [plaats] (Duitsland)
eisers
verder te noemen: eisers
gemachtigde: mr. D.G.A. Rossi, advocaat te Kerkrade
tegen
1.- de vennootschap onder firma [naam 1] VOF
gevestigd te [woonplaats]
2.- [gedaagde sub 2], vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
3.- [gedaagde sub 3], vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [woonplaats]
gedaagden
gezamenlijk verder te noemen: gedaagden
schriftelijk procederende

1.Het procesverloop

1.1.
Eisers hebben bij dagvaarding van 22 juni 2020 een vordering tegen gedaagden ingesteld. Gedaagden hebben schriftelijk geantwoord.
1.2.
Eisers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna gedaagden een schriftelijke reactie hebben gegeven. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.

2.De feiten

2.1.
Eisers hebben op 3 januari 2020 via de website
[naam website]een boekingsaanvraag gedaan voor een vakantiewoning genaamd “ [naam 2] ” aan de [adres] (hierna: de vakantiewoning) voor de periode van 24 april 2020 tot 1 mei 2020.
2.2.
De totale huursom voor de vakantiewoning inclusief overige kosten en kosten voor het annuleringsfonds bedroegen € 644,50. Op 6 januari 2020 hebben eisers 50% van de huursom, zijnde € 322,25 aan gedaagden betaald.
2.3.
Op 28 januari 2020 meldt Duitsland de eerste besmetting met het coronavirus.
2.4.
Op 27 februari 2020 is sprake van een eerste besmetting met het coronavirus in Nederland.
2.5.
De Rijksoverheid bepaalt dat vanaf 15 maart 2020 alle eet- en drinkgelegenheden voor een periode van drie weken dicht gaan.
2.6.
Op 1 april 2020 hebben eisers de overige 50% van de huursom, zijnde € 322,25 aan gedaagden betaald.
2.7.
In een e-mail van 2 april 2020 berichtten gedaagden aan eisers onder meer het volgende:
“(…) bondskanselier Merkel heeft aangeraden geen reizen naar het buitenland meer te maken. (…) Er is geen inreisverbod. De verhuur gaat door (…) Horeca is gesloten tot 28 april 2020 (…) U kunt desgewenst omboeken of 50% terug krijgen.(…)”
2.8.
Eisers vorderen bij e-mail van 16 april 2020 de door hen betaalde huursom volledig terug.

3.De vordering

3.1.
Eisers vorderen primair dat de kantonrechter voor recht verklaart dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst van eisers, op grond van onvoorziene omstandigheden, niet mag worden verwacht en dat de tussen gedaagden en eisers gesloten overeenkomst krachtens artikel 6:258 BW wordt ontbonden
3.2.
Subsidiair vorderen eisers dat de kantonrechter voor recht verklaart dat gedaagden door de betaling van het bedrag ad € 644,50 door eisers aan gedaagden, ongerechtvaardigd zijn verrijkt en krachtens artikel 6:212 BW verplicht zijn om het bedrag ad € 644,50 aan eisers ten titel van schadevergoeding te betalen.
3.3.
Zowel primair als subsidiair vorderen eisers veroordeling van gedaagden tot betaling van een bedrag van € 644,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 april 2020 tot de dag van algehele voldoening en een bedrag van € 96,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening. Ook vorderen eisers veroordeling van gedaagden in de proceskosten, een bedrag aan nakosten daaronder begrepen, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten.
3.1.
Eisers leggen primair aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de uitbraak van het Coronavirus in casu moet worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW. Tijdens de periode van huur van de vakantiewoning bestond er immers een groot besmettingsgevaar. Ook waren er door de Duitse en Nederlandse autoriteiten verscheidene maatregelen opgelegd waaronder reisbeperkingen en hadden eisers indien zij destijds wel naar Nederland waren afgereisd na thuiskomt verplicht 2 weken in thuisquarantaine moeten blijven. Dit was voor eisers mede in verband met hun werk geen optie. Verder was de Horeca in Nederland ten tijde van de huur van de vakantiewoning dicht. Een ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst mocht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook niet van eisers worden verlangd.
3.2.
Subsidiair stellen eisers zich op het standpunt dat gedaagden ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten koste van eisers. Eisers hebben immers het bedrag van € 644,50 aan gedaagden betaald, zonder dat gedaagden daarvoor enige tegenprestatie hebben geleverd. Het was niet mogelijk voor eisers om in de betreffende periode naar Nederland te reizen. Op grond van het bepaalde in artikel 6:212 BW vorderen eisers de door hen betaalde huursom van gedaagden terug.

4.Het verweer

4.1.
Gedaagden betwisten de vordering (gedeeltelijk). Zij voeren aan – samengevat – dat een kortlopend contract voor recreatieve verhuur normaal gesproken niet kan worden ontbonden. De verhuur- en annuleringsvoorwaarden van gedaagden zijn hier ook duidelijk in. Uit coulance hebben gedaagden een coulance-regeling opgesteld. Deze regeling stond hun gasten die niet wilden komen toe om eenmalig om te mogen boeken binnen 2020 of om een schikking te treffen volgens de 50/50 deal (ontbinding van het huurcontract tegen 50% annuleringskosten).
4.2.
Voor zover van belang zal op het verweer van gedaagden bij de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat wat betreft de omvang en gevolgen van de huidige pandemie (in Nederland bekend als Coronacrisis, in de rest van de wereld als de Covid-19 pandemie) op 16 april 2020 (ten opzichte van 3 januari 2020) sprake was van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek. Er was op 3 januari 2020 in Nederland noch Duitsland enige patiënt met Covid-19 bekend, en de gevolgen van het nieuwe coronavirus lagen op dat moment nog in de toekomst.
5.3.
Tussen 3 januari en 16 april 2020 is de Coronacrisis in al haar hevigheid uitgebarsten. De rijksoverheid sloot bijvoorbeeld op 15 maart 2020 in Nederland alle horeca terstond tot nader order. In maart en april stierven meer dan 6000 mensen in Nederland aan de gevolgen van Covid-19. Door gedaagden is voorts gesteld, en ook de kantonrechter gaat daarvan uit, dat er in de eerste helft van april 2020 voor eisers een quarantaineplicht was gaan gelden van 2 weken bij terugkeer in Duitsland vanuit Nederland.
5.4.
Men kan in gemoede niet betogen dat partijen de (unieke) gevolgen van een wereldwijde pandemie al dan niet stilzwijgend in hun overeenkomst hebben verdisconteerd (MvA II,
Parl.Gesch. 6. p. 973).Het feit dat gedaagden en aantal limitatieve gevallen hanteert, op grond waarvan de huurder de overeenkomst mag ontbinden (overlijden, ziekenhuisopname en onverwachte werkloosheid) maakt dat niet anders. Onder deze omstandigheden mochten eisers naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst verwachten.
5.5.
De kantonrechter zal de overeenkomst met terugwerkende kracht ontbinden. Hetgeen eisers hebben aanbetaald, kunnen zij daarom als onverschuldigd betaald terugvorderen te vermeerderen met wettelijke rente als gevorderd nu hiertegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
5.5.
Eisers maken aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van gedaagden, omdat zij ongelijk krijgen. Daarbij worden gedaagden ook veroordeeld tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door eisers worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat de tussen gedaagden en eisers gesloten overeenkomst wordt ontbonden;
6.2.
veroordeelt gedaagden tot betaling aan eisers van € 741,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 644,50 vanaf 20 april 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.3.
veroordeelt gedaagden tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van eisers tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 113,90
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 240,00;
en veroordeelt gedaagden tot betaling van € 60,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door eisers worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter