ECLI:NL:RBNHO:2020:8278
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verwijderen schuttingpoort en plaatsen vast schuttingdeel afgewezen in burenrechtelijke geschil
In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een perceel aan de [a-straat] te [woonplaats], een vordering ingesteld tegen gedaagden, eigenaren van een perceel aan de [b-straat] te [woonplaats], met betrekking tot een schuttingpoort die toegang biedt tot een achterpad. Eiser vordert dat de kantonrechter gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot het verwijderen van de schuttingpoort en het plaatsen van een vast schuttingdeel, omdat hij meent dat gedaagden onrechtmatig inbreuk maken op zijn eigendomsrecht. Gedaagden hebben de schuttingpoort geplaatst op hun eigen perceel, en eiser stelt dat de poort de onterechte verwachting schept dat derden gebruik kunnen maken van het pad.
Tijdens de zitting op 6 oktober 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser heeft betoogd dat de poort inbreuk maakt op zijn eigendomsrecht, terwijl gedaagden aanvoeren dat de poort op hun perceel staat en zij geen inbreuk maken zolang zij de poort niet gebruiken om op het pad te komen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de poort inderdaad op het perceel van gedaagden staat en dat er geen sprake is van een inbreuk op het eigendomsrecht van eiser, zolang de poort niet in gebruik is.
De kantonrechter heeft de vordering van eiser afgewezen en geoordeeld dat de proceskosten voor rekening van eiser komen, omdat hij ongelijk heeft gekregen. Eiser is veroordeeld tot betaling van de proceskosten en een nasalaris aan gedaagden. Het vonnis is uitgesproken door mr. D.P. Ruitinga op 14 oktober 2020.