ECLI:NL:RBNHO:2020:8258

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
15/042276-18
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van valse documenten voor woninghuur en betrokkenheid bij hennepteelt

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse documenten om een woning te huren. De verdachte, geboren in 1968, werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. Tijdens de zitting op 29 september 2020 heeft de officier van justitie vrijspraak bepleit voor de meeste tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging volledige vrijspraak voorstelde. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de hennepkwekerij en de diefstal van elektriciteit. Echter, het gebruik van valse documenten voor de huur van de woning werd wel bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor vervolging. De benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen causaal verband was aangetoond met het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/042276-18
Uitspraakdatum: 13 oktober 2020
Tegenspraak (art. 279 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 september 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteland] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het [adres]
.
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/042276-18 op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2019 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van hetgeen waarnemend raadsman van verdachte, mr. J. Sietsma, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij, op of omstreeks 6 december 2015 te Buitenkaag, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 16 kilogram (natte) henneptoppen en/of een (grote) hoeveelheid hennepplanten (in totaal ongeveer 2175), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 6 december 2015 te Buitenkaag, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 16 kilogram (natte) henneptoppen en/of een (grote) hoeveelheid hennepplanten (in totaal ongeveer 2175), althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 31 januari 2013 tot en met 6 december 2015 te Buitenkaag, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of dat pand te huren met gebruikmaking van valse en/of vervalste salarisspecificaties en/of een valse en/of vervalste werkgeversverklaring;
Feit 2:hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 6 december 2015 te Buitenkaag, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 6 december 2015 te Buitenkaag, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die perso(o)n(en) en/of verdachte, waarbij die perso(o)n(en) die/dat weg te nemen stroom/elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) een pand (gelegen aan [adres] ) (voor die wederrechtelijke toe-eigening en/of de teelt/het kweken van hennepplanten) ter beschikking te stellen en/of dat pand te huren met gebruikmaking van valse en/of vervalste salarisspecificaties en/of een valse en/of vervalste werkgeversverklaring;
Feit 3:hij, in of omstreeks de periode van 1 januari 2015 tot en met 6 december 2015 te Buitenkaag, althans in Nederland, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gehandeld, waardoor het aan zijn schuld te wijten is, dat enig electriciteitswerk, te weten een zogenoemde electriciteitsmeter voor de stroomvoorziening in een pand gelegen aan [adres] , werd vernield, beschadigd, onbruikbaar werd gemaakt, een stoornis in de gang en/of in de werking van dat electriciteitswerk werd veroorzaakt en/of een ten opzichte van dat electriciteitswerk genomen veiligheidsmaatregel werd verijdeld, door voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of in voornoemd pand een hennepkwekerij aanwezig te hebben gehad ten behoeve van welke teelt/kweek en/of hennepkwekerij buiten de elektriciteitsmeter om een illegale elektriciteitsaansluiting was gemaakt en/of de hoofdbeveiliging was verzwaard, terwijl daardoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is geweest, althans daardoor verhindering en/of bemoeilijking van de stroomlevering ten algemenen nutte is
ontstaan;
Feit 4:hij, op of omstreeks 31 januari 2013 te Hillegom, althans in Nederland, opzettelijk valselijk opgemaakte en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- (een) salarisspecificatie(s) (van [bedrijf 1] ), en/of
- een werkgeversverklaring (van [bedrijf 1] )
heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde. Zij heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken van de onder 1 tot en met 3 ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman in de kern het volgende aangevoerd. Verdachte is het huurcontract van het pand waar de hennepkwekerij is aangetroffen, aangegaan onder valse voorwendselen en heeft zich voorgedaan als huurder. Meer heeft hij niet gedaan. Niet is gebleken dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de hennepkwekerij en de daarmee samenhangende diefstal van stroom. Voor medeplegen is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Hetzelfde geldt voor de medeplichtigheid aan de hennepkwekerij en medeplichtigheid aan de daarmee samenhangende diefstal van stroom nu daarvoor het vereiste dubbel opzet ontbreekt. Verdachte heeft zich ervan vergewist, althans is ervan uit gegaan dat geen hennepplantage zou worden gehouden in het gehuurde pand.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak feiten 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af. Verdachte heeft het huurcontract voor het pand [adres] op 31 januari 2013 ondertekend en nadien zijn er tussen de verhuurder/aangeefster en verdachte per telefoon over en weer berichten verstuurd over onder andere het betalen van de huur van het pand. Verdachte heeft in het verhoor van 7 november 2016 verklaard dat hij het pand heeft gehuurd in opdracht van ene [naam] , zodat die daar zijn [bedrijf 2] Services kon vestigen. In ruil hiervoor zou [naam] een deel van een schuld van verdachte aflossen.
Uit het dossier blijkt tevens dat verdachte bij het aangaan van de huurovereenkomst een valselijk opgemaakte werkgeversverklaring en valselijk opgemaakte salarisstroken heeft overgelegd aan de makelaar ten behoeve van de huur van het pand aan [adres] . Verdachte heeft verder verklaard slechts driemaal bij het pand te zijn geweest en toen niets gemerkt te hebben van een hennepkwekerij. Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij en wetenschap van de hennepkwekerij ontkend. Uit het procesdossier blijkt verder dat verschillende andere personen, te weten verhuurder/ [aangeefster] , [getuige 1] , makelaar/ [getuige 2] en [buurtbewoner] , in de periode van 31 januari 2013 tot 6 december 2015 in (de buurt van) het pand zijn geweest en dat deze personen evenmin iets hebben gemerkt van een hennepkwekerij.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet bewezen is dat sprake is van medeplegen zoals primair ten laste gelegd onder feit 1. De rechtbank kan op grond van de inhoud van het dossier niet vaststellen dat verdachte wetenschap had van de hennepplantage of daadwerkelijk feitelijke beschikkingsmacht had over de hennepkwekerij of de daar aangetroffen henneptoppen en hennepplanten. Zo bevat het dossier geen bewijs dat verdachte in de ten laste gelegde periode in of in de directe nabijheid van de woning plaatst. Weliswaar heeft verhuurder/aangeefster in haar aanvullende aangifte van 26 januari 2016 verklaard dat verdachte door omwonenden meermalen bij de woning is gesignaleerd, maar verdere informatie hierover ontbreekt nu deze omwonenden niet zijn gehoord. Het enkele feit dat verdachte bij het aangaan van de huurovereenkomst voor het pand bewust gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte documenten is voor het aannemen van betrokkenheid bij de hennepkwekerij niet voldoende, laat staan voor de vaststelling dat er bij die hennepkwekerij sprake was van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en mededader(s).
Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde onder feit 1 worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de subsidiair onder feit 1 ten laste gelegde medeplichtigheid stelt de rechtbank voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid vereist is dat bij verdachte zogeheten dubbel opzet aanwezig is geweest, namelijk opzet op de eigen hulpverlening en opzet op het misdrijf ten aanzien waarvan hulp wordt verleend. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden niet bewezen worden dat verdachte bij het ter beschikking stellen van het bewuste pand opzet heeft gehad - ook niet in voorwaardelijke vorm - op de hennepkwekerij. Dat verdachte voor het huren van het pand bewust gebruik heeft gemaakt van valselijk opgemaakte documenten en daardoor mogelijk vermoedde dat er iets niet helemaal in de haak was, is onvoldoende voor het (voorwaardelijk) opzet op de (aanwezigheid van) de hennepkwekerij. Het is immers geen feit van algemene bekendheid dat men in dit soort gevallen - huur onder valse voorwendselen - gelegenheid verschaft tot het inrichten en houden van een hennepkwekerij. Ook de inhoud van de zaak met parketnummer 13/167730-16, waarvan het dossier aan de processtukken is toegevoegd, kan niet bijdragen aan het bewijs van het voor medeplichtigheid vereiste dubbel opzet. Die zaak heeft betrekking op een op 5 november 2013 aangetroffen hennepkwekerij in een door verdachte op 28 december 2012 gehuurde woning in Aalsmeer onder soortgelijke omstandigheden. Hoewel het zonder meer te denken geeft dat verdachte de woning in de onderhavige zaak heeft gehuurd per 15 februari 2013, dus kort na de huur van de woning in Aalsmeer, en daarin ook een hennepkwekerij is aangetroffen, ontbreekt een rechtstreeks verband met de onderhavige zaak. Uit de stukken valt evenmin af te leiden dat verdachte in de ten laste gelegde periode al weet had van de hennepkwekerij in de woning in Aalsmeer nu hij hierover in augustus 2016 voor het eerst is verhoord.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank evenmin wettig bewezen hetgeen verdachte onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan eveneens moet worden vrijgesproken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat illegale hennepkweek vaak gepaard gaat met diefstal van stroom en het daartoe saboteren van de elektriciteitsmeter. Nu de rechtbank echter niet kan vaststellen dat sprake is van medeplegen en ook niet dat verdachte opzettelijk aan een ander gelegenheid heeft verschaft tot het inrichten van een hennepkwekerij in de door hem gehuurde woning, zal verdachte daarom eveneens van feit 2 primair en subsidiair en feit 3 worden vrijgesproken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden feit 4
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 4 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [verdachte]
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] d.d. 9 december 2015 (dossierpagina 209 en 210), met bijlagen, te weten een huurovereenkomst, twee salarisspecificaties en een werkgeversverklaring, een visitekaartje van [bedrijf 1] en een kopie van het paspoort van [verdachte] (dossierpagina’s 211 tot en met 227).
  • een schriftelijk bescheid, te weten een aanvullende aangifte van [aangeefster] d.d. 26 januari 2016 (dossierpagina’s 233 tot en met 236).
3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 31 januari 2013 te Hillegom, althans in Nederland, opzettelijk valselijk opgemaakte geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- salarisspecificaties van [bedrijf 1] , en
- een werkgeversverklaring van [bedrijf 1]
heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren en voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft bij de door haar gevorderde straf rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn voor vervolging en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank eveneens verzocht rekening te houden met toepassing van artikel 63 Sr en de overschrijding van de redelijke termijn voor vervolging.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft opzettelijk gebruik gemaakt van valse documenten om een woning te kunnen huren. Verdachte heeft valse salarisspecificaties en een valse werkgeversverklaring verstrekt aan de makelaar, op grond waarvan de eigenaar van de woning ertoe is bewogen de woning aan verdachte te verhuren. In het economische verkeer moet men kunnen vertrouwen op de echtheid van documenten en verdachte heeft dit vertrouwen geschaad. Bij een juiste voorstelling van zaken zou verdachte ook niet in aanmerking zijn gekomen voor de huurwoning. Dit klemt in deze zaak temeer nu er een hennepkwekerij is aangetroffen in de verhuurde woning en de woning hierdoor ernstig is beschadigd. Hiermee is aangeefster grote financiële en emotionele schade toegebracht.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van kennisgenomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 1 september 2020, waaruit blijkt dat verdachte in 2018 voor een soortgelijk feit een taakstraf heeft uitgevoerd. De rechtbank heeft er in het voordeel van verdachte rekening mee gehouden dat het feit inmiddels ruim zeven jaar geleden heeft plaatsgevonden en verdachte per 6 november 2016 is aangehouden en in verzekering gesteld. Vanaf dat moment kon verdachte er redelijkerwijs rekening mee houden dat hij mogelijk strafrechtelijk vervolgd zou worden, zodat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens alsdan is gaan lopen. Nu de rechtbank op 13 oktober 2020 vonnis wijst is de redelijke termijn met bijna twee jaar overschreden, hetgeen niet aan verdachte te wijten is. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte na het plegen van het onderhavige feit is veroordeeld voor een ander feit, zodat artikel 63 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, nu zij - anders dan de officier van justitie - alleen het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen acht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank acht, in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken passend en geboden, maar zal deze, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
7. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een autosleutel en een telefoontoestel (merk: Nokia), dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende, aangezien tot nu toe geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt.

8.Vorderingen benadeelde partijen

[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 244.838,76, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ingediend tegen verdachte wegens immateriële en materiële schade die zij zou hebben geleden.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van [benadeelde partij 1] toe te wijzen tot een bedrag van € 25.000,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft verzocht de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering op grond van de bepleite vrijspraak ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3 en het ontbreken van enig causaal verband ten aanzien van feit 4. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste is gelegd de benadeelde partij niet in haar vordering, voor zover die betrekking heeft op die ten laste gelegde feiten, kan worden ontvangen. Indien en voor zover de vordering ziet op schade geleden door feit 4, is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen nu onvoldoende is gebleken dat de gevorderde schade in een rechtstreeks verband staat met het bewezenverklaarde.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.
[benadeelde partij 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.684,97, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
Hoewel deze vordering per abuis niet is behandeld op de zitting, neemt de rechtbank hierover wel een beslissing. De vordering bevond zich ruim een week voorafgaand aan de zitting in het dossier, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de officier van justitie en de raadsman hiervan kennis hebben genomen dan wel kunnen nemen.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste is gelegd, de benadeelde partij niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in haar vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair en 3 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
zes (6) weken;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een autosleutel en een telefoon (merk: Nokia).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mrs. J. van Beek en M.D. Gunster, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. Bähler,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 oktober 2020.
mrs. J. van Beek en M.D. Gunster zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.