In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 14 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een werknemer, en Schilders- en Onderhoudsbedrijf Aal B.V., zijn werkgever. De werknemer had de werkgever gedagvaard omdat deze een loonstop had opgelegd over de periode van 24 juni 2020 tot 23 juli 2020, met als reden dat de werknemer zijn WIA-aanvraag te laat had ingediend. De werknemer stelde dat hij een deugdelijke grond had voor de vertraging, omdat hij afhankelijk was van documenten die zijn werkgever en de arbodienst niet tijdig hadden verstrekt.
De kantonrechter oordeelde dat de loonstop onterecht was. De rechter stelde vast dat de werknemer op 3 maart 2020 door het Uwv was geïnformeerd over de noodzaak om voor 7 april 2020 een WIA-aanvraag in te dienen, maar dat hij niet alle benodigde documenten had ontvangen. De arbodienst had de werknemer op 7 april 2020 geïnformeerd dat de benodigde documenten in behandeling waren, maar deze waren niet tijdig verstrekt. De rechter concludeerde dat de vertraging in de aanvraag te wijten was aan de nalatigheid van de arbodienst en de werkgever, en dat de werknemer daarom niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de te late aanvraag.
De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het loon van € 2.376,87 bruto over de periode van de loonstop, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Ook zijn de proceskosten voor rekening van de werkgever gesteld. Dit vonnis bevestigt dat werkgevers verantwoordelijk zijn voor de tijdige verstrekking van benodigde documenten aan werknemers die een WIA-aanvraag willen indienen.