ECLI:NL:RBNHO:2020:8227

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8630741 VV EXPL 20-41
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde loonstop door werkgever wegens te late WIA-aanvraag werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, op 14 september 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], een werknemer, en Schilders- en Onderhoudsbedrijf Aal B.V., zijn werkgever. De werknemer had de werkgever gedagvaard omdat deze een loonstop had opgelegd over de periode van 24 juni 2020 tot 23 juli 2020, met als reden dat de werknemer zijn WIA-aanvraag te laat had ingediend. De werknemer stelde dat hij een deugdelijke grond had voor de vertraging, omdat hij afhankelijk was van documenten die zijn werkgever en de arbodienst niet tijdig hadden verstrekt.

De kantonrechter oordeelde dat de loonstop onterecht was. De rechter stelde vast dat de werknemer op 3 maart 2020 door het Uwv was geïnformeerd over de noodzaak om voor 7 april 2020 een WIA-aanvraag in te dienen, maar dat hij niet alle benodigde documenten had ontvangen. De arbodienst had de werknemer op 7 april 2020 geïnformeerd dat de benodigde documenten in behandeling waren, maar deze waren niet tijdig verstrekt. De rechter concludeerde dat de vertraging in de aanvraag te wijten was aan de nalatigheid van de arbodienst en de werkgever, en dat de werknemer daarom niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de te late aanvraag.

De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van het loon van € 2.376,87 bruto over de periode van de loonstop, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente. Ook zijn de proceskosten voor rekening van de werkgever gesteld. Dit vonnis bevestigt dat werkgevers verantwoordelijk zijn voor de tijdige verstrekking van benodigde documenten aan werknemers die een WIA-aanvraag willen indienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 8630741 \ VV EXPL 20-41
Uitspraakdatum: 14 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: M.A. Woudenberg
tegen
de besloten vennootschap
Schilders- en Onderhoudsbedrijf Aal B.V.
gevestigd te Zaandam
gedaagde
verder te noemen: Aal

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft Aal op 10 juli 2020 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2020. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft Aal bij brief van 17 juli 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , geboren [geboortedag] 1970, is op 2 november 2015 in dienst getreden bij Aal, in de functie van calculator/werkvoorbereider.
2.2.
Op 27 juni 2018 is [eiser] wegens ziekte uitgevallen voor zijn werk.
2.3.
In een brief van 3 maart 2020 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv) [eiser] erop gewezen dat hij bijna twee jaar ziek is en vóór 7 april 2020 een WIA-uitkering moet aanvragen. In die brief staat ook het volgende:
“Controleer of u van uw werkgever kopieën heeft ontvangen van alle documenten uit het re-integratieverslag. (...) Ontbreken er documenten? Vraag dan kopieën op vóórdat u een WIA-uitkering aanvraagt”.
2.4.
In een e-mail van 26 maart 2020 heeft [eiser] aan Aal verzocht om toezending van onder andere het actueel oordeel van de bedrijfsarts en een plan van aanpak.
2.5.
De arbodienst van Aal, Perspectief Groep B.V. (hierna: Perspectief), heeft [eiser] in een e-mail van 7 april 2020 bericht dat de bedrijfsarts het actueel oordeel inmiddels heeft gemaakt, dat Perspectief het nog volledig moet afronden en dat het oordeel vervolgens via het zogenoemde werknemersportal met [eiser] zal worden gedeeld. Verder is in die e-mail het volgende opgemerkt:
“Tevens ben ik het re-integratieverslag voor je aan het samenstellen. Dit zijn alle documenten die meegestuurd moeten worden naar het UWV. Dit rond ik vandaag af en wordt beschikbaar gesteld via de werknemersportal. Je krijgt hier vanzelf een melding van in je e-mail.
Met alle documenten bij elkaar kun je dan de WIA aanvraag doen. Mocht je tijdens het invullen hiervan tegen vragen aanlopen dan verneem ik dit graag zodat ik je waar mogelijk
kan helpen.”
2.6.
In een e-mail van 8 april 2020 deelt Perspectief het volgende mee aan [eiser] :
“Helaas gaat er iets mis met het systeem waardoor ik de nodige documenten niet kan delen
via Camas. Vandaar zo per mail. In de bijlage de documenten voor het re-integratieverslag. Het actueel oordeel medische gedeelte wordt apart met je gedeeld omdat dit medische informatie bevat die ik niet in mag zien.”
2.7.
[eiser] heeft op 7 mei 2020 een WIA-uitkering aangevraagd.
2.8.
In een brief van 12 mei 2020 heeft het Uwv aan [eiser] bevestigd dat op 7 mei 2020 een WIA-uitkering is aangevraagd, maar dat het re-integratieverslag nog niet compleet is, omdat een actueel oordeel van de bedrijfsarts en het formulier ‘Medische informatie’ ontbreekt. [eiser] wordt er in die brief op gewezen dat hij zijn werkgever moet vragen om de genoemde documenten uiterlijk 19 mei 2020 online bij het Uwv in te leveren.
2.9.
In een besluit van 12 mei 2020 heeft het Uwv aan Aal meegedeeld dat de WIA-aanvraag uiterlijk 8 april 2020 ingediend had moeten zijn en dus te laat is gedaan, zodat de WIA-uitkering niet eerder kan ingaan dan 23 juli 2020. Ook is in dat besluit meegedeeld dat de periode waarover Aal loon tijdens ziekte moet doorbetalen aan [eiser] , wordt verlengd, en dat die verlenging gelijk is aan de periode van de te late aanvraag.
2.10.
[eiser] heeft naar aanleiding van de brief van het Uwv van 12 mei 2020 contact opgenomen met Perspectief over de ontbrekende stukken, te weten het actueel oordeel van de bedrijfsarts en het formulier ‘Medische informatie’. Perspectief heeft de betreffende stukken op 13 mei 2020 alsnog aan [eiser] ter beschikking gesteld. [eiser] heeft deze stukken zelf op 15 mei 2020 aan het Uwv gestuurd.
2.11.
In een e-mail van 26 mei 2020 heeft Aal aan [eiser] onder meer het volgende meegedeeld:
“In de brief die wij op 13 mei jl. van UWV hebben ontvangen, heeft UWV geschreven dat zij je WIA-aanvraag niet uiterlijk 8 april jl, maar pas op 7 mei jl. heeft ontvangen. Dit betekent dat je de aanvraag 29 dagen te laat hebt gedaan met als gevolg dat UWV de periode waarover wij je het loon tijdens ziekte moeten doorbetalen met 29 dagen heeft verlengd en de eventuele WIA-uitkering niet eerder dan 23 juli a.s. kan ingaan.
Op grond van artikel 629 lid 3 sub f heeft een werknemer geen recht op loondoorbetaling bij ziekte voor de tijd gedurende welke hij zonder deugdelijke grond zijn WIA-aanvraag later indient dan in artikel 64 lid 3 van de WIA is voorgeschreven. Concreet betekent dit dat wij je op basis hiervan over de periode van 24 juni tot 23 juli a.s. geen loon zullen betalen, maar dat je over deze periode ook nog geen WIA-uitkering zult ontvangen.”

3.De vordering en het verweer

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Aal bij wijze van voorlopige voorziening veroordeelt tot betaling van het overeengekomen loon van € 2.376,87 bruto over de periode 24 juni
2020 tot 23 juli 2020, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort samengevat – dat Aal ten onrechte heeft geweigerd om loon te betalen over de periode van 24 juni 2020 tot 23 juli 2020, omdat het aan Aal te wijten is dat [eiser] de WIA-uitkering te laat heeft aangevraagd.
3.2.
Aal stelt dat [eiser] er zelf schuld aan heeft dat de WIA-aanvraag te laat is gedaan. Aal wijst erop dat [eiser] er al in de brief van het Uwv van 3 maart 2020 duidelijk op is gewezen dat de WIA-aanvraag vóór 7 april 2020 moet worden ingediend en dat [eiser] zelf heeft nagelaten dit tijdig te doen. Ook als nog niet alle voor de aanvraag benodigde documenten beschikbaar waren, had [eiser] volgens Aal de WIA-aanvraag tijdig kunnen indienen, waarbij zij verwijst naar informatie daarover op de website van het Uwv. Aal meent dan ook dat de loonstop over de periode van 24 juni 2020 tot 23 juli 2020 terecht is opgelegd.

4.De beoordeling

4.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiser] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval, nu het hier gaat om vordering tot betaling van loon.
4.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren gewone procedure (bodemprocedure) zal worden toegewezen. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld getuigen is in dit kort geding in beginsel geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de weigering van Aal om loon te betalen over de periode van 24 juni 2020 tot 23 juli 2020, de ‘loonstop’, onterecht. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.4.
Vast staat dat het Uwv in het hiervoor genoemde besluit van 12 mei 2020 de periode waarover Aal loon tijdens ziekte moet doorbetalen aan [eiser] , heeft verlengd tot 23 juli 2020.
4.5.
Het gevolg van het besluit van het Uwv is dat Aal op grond van de wet, het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), in principe recht heeft op doorbetaling van loon tijdens ziekte tot 23 juli 2020 (artikel 7:629 lid 1 en lid 11 BW).
4.6.
Aal kan toch weigeren om loon te betalen en een ‘loonstop’ opleggen, als [eiser] zonder deugdelijke grond zijn WIA-aanvraag te laat heeft gedaan (artikel 7:629 lid 3, onderdeel f, BW).
4.7.
Vast staat ook dat [eiser] zijn WIA-uitkering te laat heeft aangevraagd. Maar de kantonrechter vindt dat [eiser] daarvoor een deugdelijk grond had, vanwege het volgende.
4.8.
Aal en Perspectief hebben niet tijdig de gegevens aangeleverd die [eiser] nodig had voor de WIA-aanvraag. Met name ontbrak een actueel oordeel van de bedrijfsarts. Uit de hiervoor genoemde e-mails van Perspectief blijkt dat het aan Perspectief te wijten is dat het actueel oordeel van de bedrijfsarts te laat is verstrekt aan het Uwv en aan [eiser] . Die nalatigheid van Perspectief als arbodienst moet worden toegerekend aan Aal, die deze arbodienst heeft ingeschakeld. Aal is en blijft ook zelf als werkgever verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van haar taken in het kader van arbeidsongeschiktheid en re-integratie. De vertraging in de aanvraag is dus ontstaan door nalatigheid van Perspectief en Aal.
4.9.
Anders dan Aal stelt, kon niet van [eiser] worden verlangd dat hij de WIA-aanvraag al eerder zou indienen, ondanks het ontbreken van de benodigde gegevens. In de brief van 3 maart 2020 van het Uwv staat immers dat een werknemer moet controleren of hij van zijn werkgever kopieën heeft ontvangen van alle documenten uit het re-integratieverslag, en dat als documenten ontbreken hij eerst kopieën daarvan moet opvragen vóórdat de WIA-uitkering wordt aangevraagd. Dit is wat [eiser] heeft gedaan. Dat op de website van het Uwv algemene informatie staat waaruit blijkt dat een WIA-aanvraag ook al kan worden gedaan als de gegevens nog niet compleet zijn, zoals Aal stelt, kan niet afdoen aan de specifieke en concrete informatie in de brief van het Uwv van 3 maart 2020, waarop [eiser] mocht afgaan. Bovendien mocht [eiser] ook vertrouwen op de mededeling van Perspectief in de e-mail van 7 april 2020, waarin staat dat [eiser] met
“alle documenten bij elkaar (...) dan de WIA aanvraag”kan doen. Uit die mededeling kon en mocht [eiser] ook afleiden dat hij pas na ontvangst van de ontbrekende stukken de WIA-aanvraag kon doen. Ook deze mededeling van Perspectief moet worden toegerekend aan Aal, en komt voor haar rekening en risico.
4.10.
De loonstop is dus onterecht, omdat [eiser] een deugdelijke grond had voor de te late aanvraag van de WIA-uitkering. [eiser] heeft daarom recht op doorbetaling van loon tijdens ziekte over de periode van 24 juni 2020 tot 23 juli 2020. Aal heeft niet betwist dat het daarbij gaat om een bedrag aan loon van € 2.376,87 bruto, zoals berekend door [eiser] . Aal zal dan ook worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag. De gevorderde wettelijke verhoging en de wettelijke rente zijn ook toewijsbaar, omdat Aal te laat heeft betaald, waarbij de verhoging zal worden gematigd tot 20%.
4.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen, zoals hiervoor vermeld.
4.12.
De proceskosten komen voor rekening van Aal, omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt Aal ook veroordeeld tot betaling van nasalaris, te weten € 65,50 indien geen betekening plaatsvindt en € 99,50 indien betekening plaatsvindt, zoals gevorderd, en voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Aal tot betaling aan [eiser] van het overeengekomen loon van € 2.376,87 bruto over de periode 24 juni 2020 tot 23 juli 2020, inclusief 8% vakantietoeslag, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 20%, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het opeisbaar worden van die bedragen tot de dag van gehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Aal tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 106,47
griffierecht € 236,00
salaris gemachtigde € 480,00 ;
en veroordeelt Aal tot betaling van nasalaris, te weten € 65,50 indien geen betekening plaatsvindt en € 99,50 indien betekening plaatsvindt, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
en veroordeelt Aal tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter