In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Ryanair. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten met Ryanair voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Dublin op 28 mei 2019. Na de vlucht verzocht de passagier om compensatie van € 250,00, omdat hij meende dat de vlucht was geannuleerd. Ryanair betwistte echter dat de vlucht geannuleerd was en stelde dat deze was uitgevoerd vanaf Eindhoven Airport in plaats van Schiphol, als gevolg van een staking in Nederland.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vlucht daadwerkelijk geannuleerd was. De door de passagier overgelegde documenten werden door Ryanair betwist en de kantonrechter oordeelde dat de vlucht, hoewel vanaf een andere luchthaven uitgevoerd, niet als geannuleerd kon worden beschouwd. Bovendien was er geen bewijs dat de passagier meer dan drie uur vertraging had opgelopen bij aankomst op de eindbestemming.
Daarom heeft de kantonrechter het verzoek van de passagier afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Ryanair. De beslissing houdt in dat de passagier als in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure moet dragen, inclusief eventuele nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door Ryanair worden gemaakt.