ECLI:NL:RBNHO:2020:8018

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
8106030 / CV EXPL 19-15567
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers na annulering van vlucht door luchtvaartmaatschappij

In deze zaak hebben vijf passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie na de annulering van hun vlucht LH333 van Venetië naar Frankfurt op 5 april 2019. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. D.E. Lof, vorderen een schadevergoeding van € 1.250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Lufthansa, vertegenwoordigd door mr. E.C. Douma, betwist de vordering en beroept zich op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de annulering zouden rechtvaardigen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de annulering van vlucht LH333 niet voldoende was onderbouwd door Lufthansa als gevolg van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelt dat Lufthansa niet heeft aangetoond dat de annulering het gevolg was van omstandigheden die niet konden worden voorkomen, zoals vereist onder artikel 5 lid 3 van de Verordening (EG) nr. 261/2004. De rechter concludeert dat Lufthansa verplicht is om de passagiers te compenseren voor de vertraging die zij hebben ondervonden.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen en Lufthansa veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten zijn voor rekening van Lufthansa, omdat zij grotendeels ongelijk heeft gekregen. De rechter heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8106030 / CV EXPL 19-15567
Uitspraakdatum: 23 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

allen wonende te [woonplaats] (Italië)
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. D.E. Lof
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) onder andere kantoor houdende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer)
gedaagde
hierna te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 28 augustus 2019 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Venetië (Italië) naar Frankfurt (Duitsland) met vluchtnummer LH333 en van Frankfurt naar Amsterdam met vluchtnummer LH988 op 5 april 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht LH333 (Venetië – Frankfurt) is geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt naar vlucht KL1652 en met een vertraging van meer dan drie uur om 13:37 uur (lokale tijd) aangekomen op de eindbestemming.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 5 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 187,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij heeft daartoe, onder meer, het volgende aangevoerd.
4.2.
Vlucht LH333 is een zogeheten ‘night stopper’. Dit betekent dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren de avond ervoor (4 april 2019) als vlucht LH332 vanuit Frankfurt in Venetië zou aankomen. Vlucht LH332 moest wegens slechte weersomstandigheden (harde zijwind) uitwijken naar de luchthaven van Milaan alwaar het toestel om 00:26 uur (lokale tijd) is aangekomen. Vlucht LH333 had op 5 april 2019 een schemavertrektijd van 06:35 uur (lokale tijd). Gelet op de rusttijden van de bemanning was het niet mogelijk om het toestel in de nacht naar Venetië te vliegen. Lufthansa kon niet anders dan vlucht LH333 te annuleren.
4.3.
Lufthansa kon, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen deze omstandigheden niet voorkomen, aldus Lufthansa.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat vlucht LH333 is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat Lufthansa zich kan beroepen op artikel 5 lid 1 sub c onder i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor Lufthansa. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Lufthansa voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Lufthansa een e-mail overgelegd met daarin het door de gezagvoerder ingevulde rapport inzake vlucht LH332. Dit rapport bevestigt dat het toestel hinder ondervond van sterke zijwind, waardoor zij niet in Venetië mocht landen en moest uitwijken naar een andere luchthaven. Dit volgt eveneens uit het overgelegde dagrapport van de verkeerscentrale. Voorts verwijst Lufthansa ten aanzien van de slechte weersomstandigheden naar de overgelegde METAR. De METAR bevestigt de stelling van Lufthansa dat er sprake was van zijwind tussen de 15 en 28 knopen.
5.4.
Volgens Lufthansa moest de bemanning na de landing in Milaan rusten en was het niet mogelijk om het toestel op enig moment in de nacht alsnog naar Venetië te vliegen. De rusttijd van de bemanning tussen vlucht LH332 en vlucht LH333 bedroeg zeven uur en 45 minuten. Vlucht LH333 is uiteindelijk om 07:19 uur UTC leeg naar Frankfurt gevlogen. Lufthansa heeft er voor gekozen vlucht LH333 te annuleren, zodat het toestel vanaf Frankfurt weer de gewone dienstregeling kon uitvoeren, aldus Lufthansa.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat indien een vlucht ten gevolge van weersomstandigheden wordt geannuleerd, die omstandigheid in beginsel wel aangemerkt kan worden als een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Lufthansa heeft een gedeelte van een rapport, dat ziet op vlucht LH333, overgelegd waarin de weersomstandigheden als reden van annulering staan vermeld. Lufthansa voert daarnaast aan dat de bemanning van vlucht LH332 zich aan de minimumrusttijden moest houden en zij daarom het toestel niet meer in de nacht van 4 op 5 april 2019 van Milaan naar Venetië kon vliegen. Het toestel is op 5 april 2019 om 09:19 uur plaatselijke tijd, in plaats van naar Venetië, naar Frankfurt gevlogen. Lufthansa voert aan dat indien het toestel eerst naar Venetië zou zijn gevlogen, vlucht LH333 met een vertraging van circa vier uur zou zijn uitgevoerd. Lufthansa heeft er daarom voor gekozen het toestel rechtstreeks naar Frankfurt te vliegen, zodat het toestel vanuit Frankfurt de gewone dienstregeling weer kon uitvoeren. Hoezeer ook sprake kan zijn geweest van - als buitengewone omstandigheid te gelden - weersomstandigheden die het nodig maakten om naar Milaan in plaats van Venetië te vliegen, heeft Lufthansa er om haar moverende reden voor gekozen het toestel, met inachtneming van de verplichte rusttijden van de bemanning, niet de volgende ochtend naar Venetië te laten vliegen, waardoor vlucht LH333 alsnog, vertraagd, kon worden uitgevoerd, maar naar Frankfurt. Lufthansa heeft daarbij niet vermeld wanneer het toestel in Venetië had kunnen arriveren, hoe laat vlucht LH333 vertraagd kon worden uitgevoerd, en wat de concrete gevolgen zouden zijn van het vertraagd uitvoeren van vlucht LH333. Dat een andere keuze niet mogelijk was - bijvoorbeeld het inzetten van een ander toestel om de dienstregeling vanuit Frankfurt tijdig te kunnen uitvoeren - is daarom niet komen vast te staan. Naar het oordeel van de kantonrechter ligt de gemaakte keuze binnen de invloedsfeer van Lufthansa en deze vormt dan ook geen buitengewone omstandigheid, Wellicht heeft Lufthansa keuzes gemaakt die vanuit het oogpunt van de onderneming het meest gunstig waren, maar dit ontslaat Lufthansa niet van de verplichting om de gedupeerde passagiers te compenseren.
5.6.
Gelet op het voorgaande heeft Lufthansa onvoldoende aangetoond dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vraag of de annulering ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen door Lufthansa niet voorkomen had kunnen worden behoeft geen bespreking meer.
5.7.
Nu Lufthansa voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een (eventueel herhaalde) aanmaning, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.9.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat zij voor het merendeel ongelijk krijgt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 1250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 99,01;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter