6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft op 12 augustus 2019 laat op de avond, met een bivakmuts op en een nepwapen in de hand, geprobeerd Domino’s Pizza te overvallen. Voor de medewerkers van Domino’s Pizza is dit een beangstigende situatie geweest. Dit soort misdrijven brengen ook breder in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Verdachte, die de feiten pleegde om in zijn behoeften van zijn drugsverslaving te kunnen voorzien, heeft zich hier niets aan gelegen laten liggen.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een
uittreksel uit de justitiële documentatievan 31 augustus 2020, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank weegt ook mee hetgeen verdachte ter zitting zelf heeft verteld over zijn jeugd, waarin hij vanaf jonge leeftijd te kampen heeft gehad met een instabiele thuissituatie en een ernstige (hard)drugsverslaving en over de positieve ontwikkeling die hij sinds februari 2020 bij Victory Outreach ervaart.
De rechtbank heeft voorts gelet op de over verdachte uitgebrachte
rapportenvan 19 december 2019, 30 december 2019, 20 januari 2020 en 18 september 2020, opgesteld door [medewerker] van de RvdK.
In het rapport van 18 september 2020 adviseert de RvdK het volgende:
Gesproken wordt over een pedagogisch strafadvies. Dit is echter bij [verdachte] , vanwege zijn leeftijd tijdens het tenlastegelegde en vanwege de visie van de PO rapporteur op het toepassen van ASR, niet vanzelfsprekend. De RvdK komt in het onderzoek echter tot de conclusie dat toepassen van het jeugdstrafrecht (middels ASR) wel passend in deze situatie en bij deze persoon is.
De RvdK adviseert de rechtbank om aan [verdachte] de gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van 12 maanden in de vorm van wonen, werken en dagbesteding bij Victory Outreach, behandeling van een psycholoog van De Hoop GGZ, afname van DC's door Victory Outreach en/of de reclassering en toezicht en begeleiding vanuit Leger des Heils reclassering, en te bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De RvdK vindt toezicht vanuit de volwassenreclassering afdeling JOVO (jongvolwassenen) van het Leger des Heils passend, gezien de doelen die de RvdK heeft voor de reclassering (wonen, werk, zelfstandigheid).
Vanwege het pedagogisch karakter, de focus op gedragsbeïnvloeding middels behandeling, het lik-op-stuk beleid en de mogelijkheid tot time-outs acht de RvdK het GBM-kader het meest passend. De RvdK ziet een GBM als het juiste kader om sturing te geven aan de groei die [verdachte] op dit moment doormaakt en die nog langer ingezet moet worden om duurzaam en stabiel te zijn.Wat betreft de duur van de GBM adviseert de RvdK een periode van 12 maanden, omdat de RvdK denkt dat deze termijn nodig is om een duurzame gedragsverandering te bewerkstellen.
De RvdK ziet geen meerwaarde in een straf, aanvullend op de GBM. Derhalve adviseert de RvdK om [verdachte] een onvoorwaardelijke detentie op te leggen, met daarbij de aanbeveling om deze gelijk te stellen aan de duur van het voorarrest.
Namens de RvdK heeft [medewerker] het advies ter terechtzitting toegelicht en gehandhaafd. Ook heeft [reclasseringswerker] , namens de Jeugdreclassering, ter terechtzitting toegelicht achter het advies te staan.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank verder het
psychologisch rapport, gedateerd 13 maart 2020, opgesteld door psycholoog drs. J.P.M. van der Leeuw, in aanmerking genomen.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Betrokkene is lijdende aan ziekelijke stoornissen en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van een stoornis in cannabisgebruik, een stoornis in het gebruik van heroïne, een stoornis in het gebruik van cocaïne en een stoornis in het gebruik van een ander middel (GHB) bij een jongeman met een persoonlijkheidsorganisatie met antisociale trekken. Overige stoornissen of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens zijn niet uitgesloten.Ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde waren genoemde ziekelijke stoornissen en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens aanwezig.De eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
Betrokkene wordt in huidig onderzoek gediagnosticeerd met forse verslavingsproblematiek en een psychopathiforme persoonlijkheidstoerusting. Dat leidt ertoe dat betrokkene in het zoeken van vervulling van zijn (verslavings)behoeften nauwelijks gehinderd wordt door scrupules en verantwoordelijkheidsgevoel waardoor hij gemakkelijk tot grensoverschrijdend gedrag kan komen. De beschreven problematiek heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde maar de precieze wijze waarop en mate waarin in niet helder.
De psycholoog heeft het advies ter terechtzitting nader toegelicht en gehandhaafd.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven adviezen en conclusies van de RvdK en de deskundige en neemt die over. In de conclusie van de psycholoog dat de problematiek waarmee verdachte te kampen had heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde feit ziet de rechtbank aanleiding verdachte de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate toerekenen.
Toepassing jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 18 jaar oud en dus meerderjarig. Dat betekent dat toepassing van het meerderjarigenstrafrecht het uitgangspunt is, tenzij de rechtbank op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aanleiding ziet de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank kan hiertoe beslissen op grond van de persoon(lijkheid) van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De RvdK acht, na uitvoerig onderzoek, indicaties aanwezig voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, gezien de leeftijd van verdachte en pedagogische beïnvloeding mogelijk is. De psycholoog heeft in de persoonlijkheid of ontwikkeling van verdachte geen indicaties gezien voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
Gelet op het advies van de RvdK en de toelichting daarop ter zitting onderschrijft de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, het advies van de RvdK met betrekking tot het toepassen van het jeugdstrafrecht en zal daarom recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr.
De op te leggen straf of maatregel
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige passend en geboden, nu de ernst van de bewezenverklaarde feiten hiertoe aanleiding geven en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. De bij verdachte aanwezige problematiek rechtvaardigt oplegging van de maatregel en verdachte verdient een kans op hulp, welke hulp hem door deze maatregel op maat geboden kan worden. De rechtbank zal de maatregel voor de duur van 12 maanden opleggen. Deze tijd is nodig om aan de problemen van verdachte te werken en een wezenlijke gedragsverandering bij verdachte te bewerkstelligen. De door de raadsvrouw voorgestelde periode van 6 maanden acht de rechtbank, mede gelet op het advies van de RvdK op dit punt, te kort.
Indien verdachte niet of niet naar behoren meewerkt aan de maatregel, acht de rechtbank een vervangende jeugddetentie voor de duur van 6 maanden passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Vooropgesteld moet worden dat een rechterlijke uitspraak in de regel pas tenuitvoergelegd mag worden nadat zij onherroepelijk is geworden. Artikel 77w lid 6 Sr voorziet in een uitzondering op deze regel met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van het programma van een maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en de dadelijke uitvoerbaarheid in zijn belang is. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft er in deze zaak niet ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een strafbaar feit zal plegen, zodat de maatregel niet dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.