6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs, de verkoop van een blok hasjiesh en het voorhanden hebben van € 46.250,-
dat hij volgens zijn eigen verklaring met de handel in softdrugs heeft verdiend. Verdachte is daarmee medeverantwoordelijk voor de vele nadelige effecten die het gebruik van en de handel in verdovende middelen veroorzaken. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs gevaren kunnen opleveren voor de gezondheid van de gebruikers en de volksgezondheid in het algemeen.
Bovendien gaat de handel in en het gebruik van (soft)drugs vaak gepaard met diverse andere vormen van (ernstige) criminaliteit, waarmee de samenleving schade wordt toegebracht. Verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de nadelige (verslavings)gevolgen voor zijn (jonge) afnemers en slechts gehandeld uit eigen belang en geldelijk gewin.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op een
uittreksel uit de justitiële documentatievan 5 augustus 2020, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder voor Opiumwetdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft voorts gelet op het over verdachte uitgebrachte
rapportvan 23 juni 2020, opgesteld door [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland. Dit reclasseringsadvies houdt onder meer het volgende in:
Wij adviseren het jeugdstrafrecht toe te passen. Uit het wegingskader blijken diverse indicaties voor het jeugdstrafrecht.
Betrokkenes handelingsvaardigheden, te weten zijn impulsiviteit en het gebrek aan overzicht ten aanzien van de consequenties van zijn handelen, is een indicatie. Daarnaast zijn er goede pedagogische mogelijkheden. Betrokkene is ontvankelijk voor de invloed en ondersteuning van volwassenen, continuering van de schoolgang is wenselijk en hij maakt actief deel uit van een gezin(systeem).
Op basis van het contact met de jeugdreclassering en de pro Justitia rapporteur achten wij jeugdreclassering passend. De begeleiding vanuit de jeugdreclassering wordt beschreven als 'nog maar net opgestart'. Tevens zou er nooit eerder vanuit de jeugdreclassering begeleiding zijn geboden. [reclasseringswerker] (jeugdreclasseerder) vertelt een goed contact met [verdachte] opgebouwd te hebben. Ook zij is van mening dat jeugdreclassering passend en wenselijk is, gezien de contactopbouw en het gegeven dat de jeugdreclassering niet eerder en nog nauwelijks is opgestart is.
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.Het risico op letselschade wordt ingeschat als gemiddeld.
Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
Bij een veroordeling adviseren wij een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:- begeleiding door jeugdreclassering;- ambulante behandeling;- locatiegebod;- volgen van onderwijs (jeugdstrafrecht);- meewerken aan middelencontrole;- betrokkene wordt verplicht om mee te werken aan de begeleiding vanuit IFA, Spirit;- betrokkene dient mee te werken aan de begeleiding vanuit de top 600/1000 en zich, indien van toepassing te melden op het Actiecentrum Zorg en Veiligheid (Wibautstraat 6 Amsterdam);
In geval betrokkene een gevangenisstraf opgelegd wordt, kan dit betekenen dat hij in augustus 2020 niet in staat is om te starten met een schoolopleiding.
De rechtbank heeft ook gelet op de evaluatie van het toezicht en de begeleiding bij schorsing voorlopige hechtenis van 24 september 2020, opgesteld door [reclasseringswerker] van de jeugdbescherming. Dit rapport houdt onder meer in:
Jeugdbescherming acht binnen het toezicht en de begeleiding de volgende voorwaarden van belang:
- meewerken aan IFA en Inforsa;
- meewerken aan jeugdreclassering en eventuele hulpverlening die daaruit voort komt;
- naar school gaan volgens rooster.
[reclasseringswerker] heeft de adviezen ter terechtzitting gehandhaafd. Ook hebben [naam] (coach Intensieve Forensische Aanpak) en [naam] (behandelaar Inforsa Forensisch Jeugdteam) ter terechtzitting toegelicht achter de adviezen te staan.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank verder het
psychologisch rapport, gedateerd 17 juni 2020, opgesteld door GZ-psycholoog drs. A.J. van den Dorpel, in aanmerking genomen.
Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
In huidig psychologisch onderzoek is een sociale (pragmatische) communicatiestoornis en een stoornis in cannabisgebruik vastgesteld en laat de gebrekkige ontwikkeling zich diagnostisch omschrijven als problemen in de executieve functies als inhibitie, verminderde cognitieve flexibiliteit en rigiditeit, waarbij gelet op de problemen met de regulerende functies met als gevolg een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.Gezien de aard en duur van voornoemde gebrekkige ontwikkeling, de scheefgroei van de persoonlijkheid en het ontstaan van de ziekelijke stoornis, waren deze ten tijde van het ten laste gelegde – indien bewezen – aanwezig.De eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde niet.
De ASR-wegingslijst volgend wordt gezien dat betrokkene moeite heeft om risico’s in te schatten, in sommige gevallen handelt zonder nadenken en jonger overkomt dan zijn kalenderleeftijd doet vermoeden. Daarbij zijn een pedagogische aanpak en scholing noodzakelijk en mogelijk en neemt betrokkene deel aan het gezin van herkomst.
Betrokkene kiest voor het plegen van delicten, maar lijkt niet ingebed in een crimineel milieu en pronkt niet met criminele activiteiten. Daarbij wordt de pedagogische aanpak mogelijk geacht en heeft betrokkene laten zien eerder zelf negatief beïnvloed te worden door andere jeugdige gedetineerden en was hij niet ongeschikt voor een groepsklimaat.Alles overziend wegen de beperkingen van de handelingsvaardigheden en de pedagogische beïnvloeding door ten opzichte van de justitiële voorgeschiedenis, waarbij het ontbreken van psychopathische trekken en een criminele levensstijl en de mogelijkheden tot pedagogische beïnvloeding, indicatief worden gezien voor het jeugdstrafrecht.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven adviezen en conclusies van de reclassering, de jeugdbescherming en de deskundige en neemt die over.
Toepassing jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten 18 jaar oud en dus meerderjarig. Dat betekent dat toepassing van het meerderjarigenstrafrecht het uitgangspunt is, tenzij de rechtbank op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aanleiding ziet de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank kan hiertoe beslissen op grond van de persoon(lijkheid) van verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De reclassering en de deskundige achten, na uitvoerig onderzoek, indicaties aanwezig voor het toepassen van het jeugdstrafrecht, gezien de leeftijd van verdachte, zijn handelingsvaardigheden, het ontbreken van psychopathische trekken en pedagogische beïnvloeding mogelijk is.
Gelet op het voorgaande onderschrijft de rechtbank, evenals de officier van justitie en de raadsman, het advies van de reclassering en de deskundige met betrekking tot het toepassen van het jeugdstrafrecht en zal daarom recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr.
De op te leggen straf of maatregel
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 120 dagen in de vorm van jeugddetentie moet worden opgelegd. Dit is meer dan de officier van justitie heeft gevorderd omdat de rechtbank dit gezien de ernst van de feiten op zijn plaats vindt. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Ook acht de rechtbank het noodzakelijk bijzondere voorwaarden op te leggen, zoals door de reclassering en jeugdbescherming geadviseerd. Deze voorwaarden zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. De rechtbank zal daarnaast geen werkstraf opleggen, nu verdachte een intensief hulpverleningstraject ingaat en al een flinke stok achter de deur heeft in de vorm van een forse voorwaardelijke jeugddetentie.