ECLI:NL:RBNHO:2020:8002

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
15/740457-11
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie wegens overlijden van verdachte in oplichtingszaak

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 14 september 2020, stond de verdachte terecht voor meerdere oplichtingen, valsheid in geschrift en bedrieglijke bankbreuk. De officier van justitie, mr. M. van Oosten, had de vervolging ingesteld, maar de rechtbank werd geconfronteerd met het overlijden van de verdachte. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging. De raadsman van de verdachte, mr. E.J.M.J. Damen, bracht dit ter sprake en overhandigde een akte van overlijden, waaruit bleek dat de verdachte op [datum] was overleden.

Volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvordering door de dood van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, wat ook gevolgen had voor de benadeelde partijen. Aangezien het OM niet-ontvankelijk was, konden de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 4], [slachtoffer 5], [slachtoffer 7], [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10], ook niet in hun vorderingen worden ontvangen.

De rechtbank besloot uiteindelijk het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. M. Hoendervoogt, en in aanwezigheid van de griffier mr. S.S. Clements.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740457-11
Uitspraakdatum: 14 september 2020
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 september 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 te [geboorteplaats] ,
overleden op [datum] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Oosten en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. E.J.M.J. Damen, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. (Medeplegen van) oplichting van [slachtoffer 1] in de periode 1 oktober 2009 t/m
1 oktober 2010;
2. Oplichting van [slachtoffer 2] in de periode 1 juli 2009 t/m 22 oktober 2009;
3. (Medeplegen van) oplichting van [slachtoffer 3] in de periode 25 januari 2010 t/m 26 oktober 2010;
4. (Medeplegen van) het geven van opdracht tot dan wel feitelijk leidinggeven aan oplichting van [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] door [naam] in de periode 1 juni 2010 t/m 4 oktober 2010;
5. (Medeplegen van) het geven van opdracht tot dan wel feitelijk leidinggeven aan oplichting van [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] door [naam] in de periode
1 juli 2010 t/m 30 september 2010;
6. ( (Medeplegen van) het geven van opdracht tot dan wel feitelijk leidinggeven aan oplichting van [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] door [naam] in de periode 8 oktober 2010 t/m 26 oktober 2010;
6. ( (Medeplegen van) het geven van opdracht tot dan wel feitelijk leidinggeven aan oplichting van [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] door [naam] in de periode 23 juni 2010 t/m 31 december 2010;
6. ( (Medeplegen van) bedrieglijke bankbreuk in de periode 20 september 2010 t/m 30 oktober 2010;
6. ( (Medeplegen van) valsheid in geschrifte in/omstreeks de periode 16 december 2010 t/m 11 juni 2012 en/of (medeplegen van) het op 11 juni 2012 gebruiken en of afleveren en of voorhanden hebben van een valselijk opgemaakt of vervalst geschrift.
1.2
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

2.Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

De rechtbank heeft van de raadsman van verdachte een afschrift ontvangen van een akte van overlijden, op [datum] opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, waaruit blijkt dat verdachte op [datum] te ’ [plaats] is overleden.
Volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht is het recht tot strafvordering door de dood van verdachte vervallen en zal het Openbaar Ministerie - overeenkomstig zijn vordering - niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging.

3.Vorderingen benadeelde partijen

Aangezien het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging, kan de rechtbank de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 4] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] evenmin ontvangen in de vorderingen.

4.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het Openbaar Ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Hoendervoogt, voorzitter,
mrs. E.M. ten Bos en J. Lintjer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.S. Clements,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 september 2020.