Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2020 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Zandvoort, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Eiser heeft ten slotte gewezen op de verkoopgegevens van de objecten [I] en [F] . De verkoopgegevens van deze objecten tonen aan dat de waarde te hoog is vastgesteld.
Voor zover eiser van mening is dat de hiervoor bedoelde stukken, die wel in de beroepsfase zijn overgelegd als tardief dienen te worden aangemerkt, overweegt de rechtbank het volgende. Uit de processtukken blijkt dat eiser bij email-bericht van 15 mei 2019 is uitgenodigd voor een (telefonisch) te houden hoorzitting op 27 mei 2019. Daarbij heeft verweerder eiser medegedeeld dat de stukken ter inzage liggen en dat eiser een afspraak kan maken van deze stukken kennis te nemen.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser in de bezwaarfase in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld van de betreffende stukken kennis te nemen. De betreffende stukken acht de rechtbank in de beroepsfase dan ook toelaatbaar.
Daarnaast heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat er voldoende rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
De rechtbank overweegt in dit verband bovendien dat uit de gehanteerde verkoopgegevens niet is gebleken dat sprake is van een significant verschil in verkoopprijzen van op verschillende bouwlagen gelegen flatwoningen.
De rechtbank overweegt voorts dat verweerder met de overgelegde matrix voor elk van de vergelijkingsobjecten inzichtelijk heeft gemaakt voor welk bedrag aan reserve- en onderhoudsfondsen van de vve, de verkoopprijs is gecorrigeerd
Verweerder heeft voorts, mede gelet op eisers niet onderbouwde stellingen hieromtrent, met zijn verwijzing naar indexeringspercentages van appartementen in de gemeente [B] , voldoende aannemelijk gemaakt dat de op de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten toegepaste indexeringspercentages, overeenkomstig de markt zijn.
Beslissing
R. van der Vecht, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 13 oktober 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.