ECLI:NL:RBNHO:2020:7992

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
8 oktober 2020
Zaaknummer
AWB - 20_727
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdig ingediend beroep tegen aanmaningskosten vennootschapsbelasting

In deze zaak heeft eiseres, een onderneming gevestigd te [Z], bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten van € 15 die in rekening zijn gebracht op de aanslag vennootschapsbelasting. Dit bezwaar werd ingediend op 24 augustus 2011. Eiseres heeft de Belastingdienst op 1 augustus 2019 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar. De Belastingdienst heeft echter geantwoord dat eiseres onredelijk laat in gebreke heeft gesteld en heeft het verzoek om een dwangsom afgewezen. Eiseres heeft vervolgens op 10 februari 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift meer dan acht jaar na het verstrijken van de beslistermijn is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die deze lange termijn rechtvaardigen, waardoor het beroep als onredelijk laat wordt beschouwd. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de afwijzing van het verzoek om een dwangsom door de Belastingdienst terecht was, omdat eiseres ook in dit geval onredelijk laat in gebreke heeft gesteld.

De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de beslissing dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, en is vastgesteld op 16 oktober 2020. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden aangetekend binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/727

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,

(gemachtigde: G. Veldhuizen)
en

de ontvanger van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Op 24 augustus 2011 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen de aanmaningskosten ten bedrage van € 15 die in rekening zijn gebracht op de aanslag vennootschapsbelasting met aanslagnummer [#] .
Bij brief van 1 augustus 2019 heeft eiseres verweerder medegedeeld dat hij in gebreke is tijdig te beslissen op het bezwaar.
Bij brief van 9 augustus 2019 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat zij verweerder onredelijk laat in gebreke heeft gesteld. Verweerder heeft het verzoek van eiseres om het toekennen van een dwangsom afgewezen.
Bij brief van 10 februari 2020 heeft eiseres beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 24 augustus 2011.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, bedraagt de termijn voor het beslissen op een bezwaarschrift zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge artikel 6:12, vierde lid, van de Awb is het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
Aangezien in de Awb niet nader is bepaald wanneer sprake is van een onredelijk laat ingediend beroepschrift zoals hiervoor bedoeld, heeft de rechtbank in voorkomende gevallen geoordeeld dat een beroepschrift dat binnen twaalf maanden na het verstrijken van de beslistermijn is ingediend als tijdig moet worden aangemerkt.
Nu in het onderhavige geval tussen de datum waarop de beslistermijn is verlopen en de datum waarop het beroepschrift is ingediend meer dan 8 jaar zijn gelegen, terwijl niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die een dergelijke lange termijn rechtvaardigen, is de rechtbank van oordeel dat het beroepschrift onredelijk laat is ingediend. Het beroep zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat verweerder terecht het verzoek van eiser om toekenning van een dwangsom heeft afgewezen op grond van artikel 4:17, zesde lid, van de Awb, nu eiseres verweerder eveneens onredelijk laat in gebreke heeft gesteld.
Er zijn geen termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.