ECLI:NL:RBNHO:2020:7939

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
8432236 CV EXPL 20-1389
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugvordering aanbetaling bij mislukte overname horecagelegenheid

In deze zaak heeft Kraakman Beheer Holding B.V. een vordering ingesteld tegen de vennootschap onder firma Restaurant [naam 6] en haar vennoten, na een mislukte overname van het horecabedrijf. De vordering betreft de terugvordering van een aanbetaling van € 37.500,00 op basis van artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de overeenkomst van 4 maart 2019 volgens Kraakman per 15 maart 2019 is ontbonden. De gedaagden hebben de vordering betwist en een tegenvordering ingesteld voor buitengerechtelijke incassokosten. Tijdens de zitting op 7 september 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij Kraakman stelde dat de ontbinding van de overeenkomst gerechtvaardigd was omdat de verhuurder niet bereid was om de benodigde medewerking te verlenen voor de overname. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de overeenkomst niet is ontbonden op de gestelde datum, omdat Kraakman zelf om uitstel had gevraagd. Hierdoor zijn ook de overige vorderingen van Kraakman afgewezen. De tegenvordering van de gedaagden is eveneens afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een verbintenis tot schadevergoeding. De proceskosten zijn voor rekening van Kraakman, die ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8432236 \ CV EXPL 20-1389 (BV/WT)
Uitspraakdatum: 7 oktober 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kraakman Beheer Holding B.V.
gevestigd te Egmond aan den Hoef
eiseres
verder te noemen: Kraakman
gemachtigde: mr. P.G. Wemmers, advocaat te Alkmaar
tegen
1.- de vennootschap onder firma Restaurant [naam 6]
gevestigd te [plaats]
2.- [gedaagde sub 2] ,vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [plaats]
3.- [gedaagde sub 3] ,vennoot van gedaagde sub 1
wonende te [plaats]
gedaagde
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagden]
gemachtigde: mr. X.M Koning (De Hooge Waerder B.V.)

1.Het procesverloop

1.1.
Kraakman heeft bij dagvaarding van 19 maart 2020 een vordering tegen [gedaagden] ingesteld. [gedaagden] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.2.
Op 7 september 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Kraakman is verschenen bij haar bestuurder [naam 2] vergezeld van haar gemachtigde mr. P.G. Wemmers. [gedaagden] is verschenen bij haar vennoot [gedaagde sub 3] , vergezeld van haar gemachtigde mr. X.M. Koning. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De gemachtigde van Kraakman heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van Kraakman bij brief van 24 augustus 2020 schriftelijk geantwoord in de tegenvordering en nog twee producties overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] is eigenaar van een horecabedrijf, restaurant [naam 6] te [plaats] . Het horecabedrijf is gevestigd in een pand aan het adres [adres] te [plaats] (hierna: het pand). Eigenaar van het pand is de heer [naam 3] (hierna: de pandeigenaar) en verhuurder is Heineken Nederland B.V. (hierna: de verhuurder).
2.2.
Medio oktober 2018 heeft [gedaagden] het restaurant [naam 6] te koop aangeboden via een horecamakelaar, de heer [naam 4] van Alberssales Horecamakelaars te Wormerveer.
2.3.
Kraakman heeft met [gedaagden] onderhandeld over de overname van het restaurant. Kraakman heeft zich laten bijstaan door [naam 5] van De Restaurantcoach.
2.4.
Op 4 maart is tussen partijen een schriftelijke overeenkomst ondertekend. De overname van het restaurant betrof - kort samengevat - de goodwill, de inventaris, het huurrecht, de inrichting en de overdraagbare vergunningen rondom het horecabedrijf. De koopprijs bedroeg € 375.000,00. De overdrachtsdatum is bepaald op 15 maart 2019.
2.5.
Kraakman heeft vóór 5 maart 2019 een bedrag van € 22.688,00 overgemaakt op de derdenrekening van Alberssales.
2.6.
In de koopovereenkomst tussen [gedaagden] en Kraakman is in artikelen 1, 11 en 14 het volgende opgenomen, voor zover van belang:
(…) Artikel 11. Behoudens het bepaalde in de volgende alinea’s , is deze overeenkomst ontbonden indien koper niet uiterlijk per overdrachtsdatum het pand waarin het gekochte bedrijf wordt uitgeoefend heeft kunnen huren voor tenminste de resterende contractuele huurjaren in het huurcontract (Bijlage) van de verkoper en tegen dezelfde voorwaarden als thans voor de verkoper gelden. Indien per overdrachtsdatum de medewerking van de verhuurder als bedoeld in dit artikel nog niet is verkregen, heeft verkoper het recht de overdrachtsdatum met 2 maanden uit te stellen teneinde alsnog overeenstemming met de verhuurder te kunnen bereiken. (…)
2.7.
De overdracht heeft niet plaatsgevonden op 15 maart 2019 omdat Kraakman de financiering niet rond had. Na 15 maart 2019 is er nader overleg tussen partijen gevoerd maar dit heeft niet tot resultaat geleid.
2.8.
Op 28 maart 2019 heeft [gedaagden] de koopovereenkomst d.d. 4 maart 2019 door een deurwaarder laten betekenen en Kraakman aangezegd dat hij nalatig is gebleven om af te nemen.
2.9.
Kraakman heeft op 9 april 2019 een bedrag van € 2.500,00 en op 12 april 2019 een bedrag van € 12.312,00 overgemaakt op de derdenrekening van Alberssales.
2.10.
De gemachtigde van Kraakman heeft [gedaagden] bij brief van 18 juli 2019 verzocht om terugbetaling van het door hem betaalde bedrag van € 37.500,00. [gedaagden] heeft niet terugbetaald.

3.De vordering

3.1.
Kraakman vordert dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat de overeenkomst van 4 maart 2019 per 15 maart 2019 is ontbonden;
II. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om aan Kraakman te betalen een bedrag van € 37.500,00, én, voor zover dit bedrag op het moment van dagvaarding op de derdenrekening van Alberssales Horecamakelaars te Wormerveer staat, [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen om Alberssales binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis opdracht te geven het door Kraakman op de derdenrekening van Alberssales betaalde bedrag van € 37.500,00 binnen vijf werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan Kraakman terug te betalen, met verstrekking van een afschrift van deze opdracht aan Kraakman, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [gedaagden] in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen;
III. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om aan Kraakman te betalen de wettelijke handelsrente dan wel de wettelijke rente over € 37.500,00 (de hoofdsom), met ingang van 12 april 2019, dan wel met ingang van 1 augustus 2019, dan wel met ingang van de datum van de dagvaarding dan wel met ingang van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum;
IV. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt om aan Kraakman te betalen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.150,00 dan wel een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
V. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, zijnde een bedrag van € 157,00, dan wel, indien betekening van het te wijzen vonnis plaatsvindt, een bedrag van € 239,00.
3.2.
Kraakman legt aan de vordering – kort en zakelijk weergegeven – het volgende ten grondslag. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de indeplaatsstelling omdat de verhuurder en de pandeigenaar voornemens zijn het pand dat [gedaagden] huurt binnen nu en enkele jaren te slopen en te vervangen voor nieuwbouw. De verhuurder wil daarom niet langer gehouden worden aan artikel 14.21 van de huurovereenkomst. Voor Kraakman is dit artikel essentieel omdat zij fors moet investeren. Sloop en nieuwbouw zonder compensatieregeling is voor Kraakman niet haalbaar. Nu een indeplaatsstelling op 15 maart 2019 niet mogelijk bleek is de overeenkomst van rechtswege dan wel automatisch ontbonden op grond van artikel 11 van de overeenkomst.
3.3.
Kraakman stelt dat zij op grond van artikel 6:271 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht heeft op terugbetaling van haar aanbetaling(en). Voor zover deze aanbetaling(en) zijn verricht na 15 maart 2019 heeft Kraakman deze betaling zonder rechtsgrond verricht en is er door haar onverschuldigd betaald. Kraakman heeft in dat geval op grond van artikel 6:203 BW recht op terugbetaling.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagden] betwist de vordering (gedeeltelijk) en voert daartoe – kort samengevat – het volgende aan. Kraakman heeft niet afgenomen omdat zij niet over de vereiste financiële middelen beschikte. Niets stond een overname in de weg. Op 27 februari 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Kraakman, de verhuurder en de pandeigenaar. Resultaat van dit gesprek was dat de indeplaatsstelling nooit een punt van discussie is geweest voor zowel de verhuurder als de pandeigenaar. Op 13 maart 2019 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen Kraakman, Albers en [gedaagde sub 3] waarin Kraakman aangaf meer tijd nodig te hebben om de financiën door middel van crowdfunding rond te krijgen, maar dat de koop doorgang zou vinden.
4.2.
Op 15 maart 2019 gaf Kraakman aan dat de crowdfunding pas op 27 maart 2019 online zou gaan. Toen bleek dat op 27 maart 2019 de Funding nog steeds niet online stond heeft [gedaagden] op 28 maart 2019 een exploot aan Kraakman betekend. Omdat Kraakman niet aan haar betalingsplicht kon voldoen is de koopovereenkomst ontbonden en is op grond van artikel 14 van de koopovereenkomst een boete verbeurd van € 37.500,00 welk bedrag door Kraakman aan [gedaagden] conform afspraak op 12 april 2019 is voldaan.
4.3.
[gedaagden] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter Kraakman veroordeelt tot betaling van € 1.150,00. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gemachtigde van [gedaagden] door toedoen van Kraakman meer buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken dan hem op grond van de BIK-regeling toekomt.
4.4.
Kraakman betwist de tegenvordering en voert daartoe het volgende aan. De BIK-regeling gaat over incassokosten. De staffel is gebaseerd op de hoofdsom. Een percentage van het bedrag dat de schuldenaar aan de schuldeiser moet betalen, Kraakman heeft een vordering op [gedaagden] en niet andersom. [gedaagden] heeft geen vordering ingesteld, er was geen sprake van een incassotraject.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
De kantonrechter dient te beoordelen of de overeenkomst tussen partijen per 15 maart 2019 is ontbonden. De overdrachtsdatum is in artikel 3 van de overeenkomst bepaald op 15 maart 2019. Echter, Kraakman heeft voorafgaand aan 15 maart 2019 aangegeven aan [gedaagden] dat hij de financiering niet tijdig rond kon krijgen. Hij heeft hiermee om uitstel van de oorspronkelijke overdrachtsdatum gevraagd. Die datum is noodgedwongen uitgesteld. Dat de financiering niet rond was en dat daarom de leveringsdatum moest worden uitgesteld, blijkt ook uit de e-mail van [naam 5] aan Albers van 27 maart 2019 (productie 3 van de zijde van [gedaagden] ). Aangezien de ontbinding in artikel 11 van de overeenkomst is gekoppeld aan de tussen partijen afgesproken leveringsdatum, brengt een redelijke uitleg van de overeenkomst mee dat niet kan worden geoordeeld dat de overeenkomst op 15 maart 2019 is ontbonden. De gevorderde verklaring voor recht dient te worden afgewezen. Aangezien de overige vorderingen van Kraakman zijn gegrond op de stelling dat de overeenkomst op 15 maart 2019 is ontbonden, zullen ook deze vorderingen worden afgewezen.
5.2.
De proceskosten komen voor rekening van Kraakman, omdat hij ongelijk krijgt
de tegenvordering
5.3.
[gedaagden] vordert een bedrag van € 1.150,00 wegens gemaakte buitengerechtelijke incassokosten gebaseerd op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt als volgt. Ten aanzien van buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand geldt dat zij op de voet van art. 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen, onder meer als het gaat om redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte, behoudens ingeval krachtens art. 241 Rv. de regels omtrent proceskosten van toepassing zijn. Deze laatste uitzondering doelt op verrichtingen waarvoor de proceskosten een vergoeding plegen in te sluiten; daarbij gaat het om de situatie dat een procedure volgt nadat eerst met het oog op het in die procedure te beslechten geschil kosten van rechtsbijstand zijn gemaakt. Gedacht kan dan worden aan bijvoorbeeld een aan die procedure voorafgaande aanmaning of een andere eenvoudige brief. Dit een en ander is niet alleen van toepassing op degene die voldoening van een vordering verlangt, maar moet van overeenkomstige toepassing worden geacht op degene op wie een ander pretendeert een vordering te hebben en die buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand maakt teneinde zich tegen die vordering te verweren (ECLI:NL:HR:2005:AR6164). De kantonrechter oordeelt dat buitengerechtelijke incassokosten aan gedaagde alleen kunnen worden toegewezen indien op de wederpartij een verbintenis tot vergoeding van schade rust. Hiervoor is een aansprakelijkheid uit bijvoorbeeld wanprestatie of onrechtmatige daad vereist. Dat van een dergelijke gedraging van Kraakman sprake is, is door [gedaagden] onvoldoende onderbouwd. De tegenvordering van [gedaagden] zal dan ook worden afgewezen.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van Kraakman, omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Kraakman tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagden] worden vastgesteld op een bedrag van € 960,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagden] .
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
6.4.
wijst de vordering af;
6.5.
veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Kraakman worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Kraakman.
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter