1.3Volgens verweerder is hij op grond van het voorgaande bevoegd om over te gaan tot sluiting van de inrichting. Verweerder heeft ook aanleiding gezien om in dit geval gebruik te maken van deze bevoegdheid. Daartoe heeft hij - kort samengevat- overwogen dat vast staat dat op het terrein van verzoekster, een voor publiek toegankelijke inrichting, door misdrijf verkregen zaken (auto-onderdelen) voorhanden waren, dat het open blijven van de inrichting een ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde en dat verweerder niet wil en kan toestaan dat bedrijven zich stelselmatig schuldig maken aan heling en andere misdrijven. Verweerder heeft hierbij benadrukt dat een en ander los staat van de vraag of verzoekster zich zelf schuldig maakt aan heling. Verweerder vindt het belangrijk dat het bedrijf gesloten wordt, omdat zo de loop naar de inrichting (voor het faciliteren van criminele activiteiten) er wordt uitgehaald. Hiermee wil verweerder voorkomen dat zich andere randverschijnselen uit het criminele milieu voordoen. Dat levert niet alleen gevaar op voor de mensen die zich in de inrichting bevinden, maar ook voor mensen in de omgeving van de inrichting. Verweerder heeft in dit verband nog van belang geacht dat in het najaar van 2019 was aangekondigd dat er intensief gecontroleerd zou gaan worden op bedrijventerrein “de Liede” en dat was aangekondigd dat streng zal worden opgetreden tegen bedrijven die de regels niet naleven. Verweerder laat het belang bij sluiting, te weten het wegnemen van het ernstige gevaar voor de openbare orde en het blijvend weren van ondermijnende activiteiten van bedrijventerrein “de Liede”, zwaarder wegen dan het belang van verzoekster bij het voorkomen van de financiële schade die door de sluiting zal ontstaan.
2. Het bezwaar en het verzoek
In het verzoek heeft verzoekster naar voren gebracht dat sluiting van haar gehele inrichting voor de duur van 3 maanden zal leiden tot een groot verlies aan omzet ( 2 à 3 miljoen euro), terwijl de kosten van meer dan € 25.000 per maand gewoon doorlopen. Daarbij heeft verzoekster onder meer gesteld dat het innemen van auto-onderdelen en –wrakken slechts een zeer gering onderdeel haar bedrijfsvoering uitmaakte en dat met de sluiting niet (meer) bereikt kan worden wat verweerder wil bereiken, omdat verzoekster het innemen van autowrakken direct na de controle en dus al bijna 9 maanden heeft gestaakt. Er zijn nadien geen onregelmatigheden meer geconstateerd. Bovendien heeft verzoekster geen strafbare feiten gepleegd en heeft de officier van justitie daarom van vervolging afgezien, zodat verweerder dus niet kan sluiten om strafbare feiten te voorkomen. Het sluitingsbevel dient daarom geen redelijk doel meer. Daarnaast is de sluiting in dit geval onevenredig.
3. Juridisch kader
Artikel 2:75A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2019 van de gemeente Haarlemmermeer (APV) luidt als volgt:
Sluiting gebouw
1. De burgemeester kan de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:
a. is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;
b. door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen;
c. discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
d. wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend of;
e. zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
2. De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.
3. De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van het gebouw, de inrichting of de ruimte, of in de directe nabijheid daarvan.
4. De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.
5. Het is verboden een gebouw, inrichting of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen.
6. Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf het gebouw, de inrichting of de ruimte te betreden.
7. Het derde, vierde, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a van de Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bij de woning of dat lokaal behorend erf.
4. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5. Niet in geschil is dat de inrichting van verzoekster een voor publiek toegankelijke inrichting is. Evenmin is in geschil dat in de inrichting enkele van misdrijf afkomstige zaken zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter gaat er daarom van uit dat verweerder bevoegd was om met toepassing van artikel 2:75A APV over te gaan tot sluiting van de inrichting.
6. Met betrekking tot de vraag of verweerder in dit geval redelijkerwijs (nog) van zijn bevoegdheid gebruik heeft mogen maken, stelt de voorzieningenrechter voorop dat verweerder ter zake geen beleid heeft geformuleerd. Een belastend besluit tot sluiting vergt daarom een voldoende draagkrachtige, op de individuele casus toegespitste, motivering.
7. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is de door verweerder gegeven motivering onvoldoende om thans nog als grondslag voor de sluiting voor de duur van 3 maanden te kunnen dienen. De voorzieningenrechter heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen.