3.3.2Bewijsmotivering
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben op 3 februari 2017 aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Aangever [slachtoffer 2] is op 2 februari 2017 om 21:48 uur – terwijl hij bij de bushalte op de bus aan het wachten was – aangesproken door een man in een auto, die aanbood hem met zijn auto naar de plaats van bestemming te brengen. Hij is in de auto gestapt. Toen bleek dat de man de verkeerde kant opreed, wilde aangever [slachtoffer 2] uitstappen. Maar de man bedreigde hem en zei dat hij een pistool had. Ook liet hij [slachtoffer 2] een pornofilmpje zien en deed hem seksuele voorstellen. [slachtoffer 2] heeft uiteindelijk het portier kunnen openen, is de auto uitgestapt en heeft het op een rennen gezet.
Aangever [slachtoffer 1] reed op 2 februari 2017 rond 22:15 uur op zijn fiets en dacht dat de bestuurder van een auto de weg wilde vragen. Hij is aan de passagierskant van de auto ingestapt met één been buiten de auto en het portier nog open. De man reed plotseling weg waardoor het portier dichtviel. Aangever heeft meerdere malen gevraagd hem terug te brengen naar zijn fiets maar dat deed de man niet. Aangever kreeg seksuele voorstellen en werd bedreigd. De man vertelde aangever een pistool te hebben en hem lek te kunnen schieten. Ook zei hij dat hij aangever in elkaar kon slaan. Aangever is uit angst bij een bocht uit de rijdende auto gesprongen en heeft hierdoor letsel opgelopen.
De politie komt na onderzoek aan de hand van een door getuige genoemd kenteken uit bij verdachte.
Herkenningen
Beide aangevers herkennen verdachte bij de fotobewijsconfrontatie.
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat die herkenningen niet bruikbaar zijn voor het bewijs, aangezien deze herkenningen – kort gezegd – niet betrouwbaar zijn. Subsidiair heeft zij een voorwaardelijk verzoek gedaan tot heropening van de zaak, zodat de voor de confrontatie gebruikte foto’s alsnog aan de verdediging en de rechtbank kunnen worden getoond. De confrontatie met aangever [slachtoffer 2] is niet volgens de regels uitgevoerd, omdat aan [slachtoffer 2] was uitgelegd hoeveel foto’s er getoond zouden gaan worden. Aangever
[slachtoffer 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat er ook blanke en scheelkijkende personen bij de selectie zaten, waardoor de selectie niet conform de regels is samengesteld dan wel de waarneming van aangever niet betrouwbaar is.
De rechtbank overweegt dat zich in het dossier een beschrijving van de werkwijze van de fotobewijsconfrontaties bevindt. Daaruit blijkt dat de procedure van de confrontaties volgens de daarvoor bestemde regels is verlopen. Ook blijkt hieruit dat aan aangevers kenbaar is gemaakt dat de kans bestaat dat de door aangever bedoelde persoon niet in de selectie is opgenomen. Er is geen regel die zich ertegen verzet dat op voorhand niet mag worden aangegeven hoeveel foto’s zullen worden getoond.
De rechtbank overweegt verder dat zij kennis heeft genomen van het aanvullende proces-verbaal van bevindingen van 23 mei 2019, op ambtsbelofte opgemaakt, waarin wordt geverbaliseerd dat geen van de mensen op de foto’s scheel kijkt of blank is.
De rechtbank twijfelt dan ook niet aan de betrouwbaarheid van de fotobewijsconfrontaties met aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en gebruikt de herkenningen voor het bewijs.
De rechtbank acht het gelet op het bovenstaande niet noodzakelijk de foto’s zelf te zien en wijst het voorwaardelijke verzoek tot aanhouding van de raadsvrouw af.
Zendmastgegevens
De herkenningen vinden steun in de zendmastgegevens van de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat de telefoon van verdachte (die hij naar eigen zeggen die dag bij zich had) op 2 februari 2017 steeds zendmasten aanstraalt in de nabijheid van de locaties waar aangevers worden meegenomen en op de tijdstippen die zijn genoemd door aangevers. Deze bevindingen duiden erop dat verdachte ter plaatse was.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de zendmastgegevens verzocht deze onderzoeksgegevens niet te laten meewegen voor het bewijs. In het dossier bevinden zich niet de onderliggende zendmastgegevens in het dossier, zodat deze niet kunnen worden geverifieerd. De rechtbank verwerpt dit verweer. Verbalisant [verbalisant] heeft op ambtseed een ‘proces-verbaal van bevindingen: tijdlijn’ opgemaakt en hierin de zendmastgegevens van de telefoon van verdachte verwerkt. De locaties en de tijdstippen van de door de telefoon van verdachte aangestraalde zendmasten zijn een weergave van feitelijke informatie. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen, zeker nu verdachte hier niets tegenover stelt en dus geen concrete aanknopingspunten biedt om daaraan te twijfelen. De enkele verklaring van verdachte dat hij zich niet meer kan herinneren hoe hij thuis is gekomen op 2 februari 2017, is daarvoor onvoldoende. De rechtbank ziet in het verweer van de verdediging dan ook geen aanleiding de zendmastgegevens uit te sluiten van het bewijs.
Gelet op de herkenningen uit de fotobewijsconfrontaties en de zendmastgegevens van de telefoon van verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene is geweest die de aangevers heeft aangesproken en tegen hun wil heeft meegenomen in zijn auto, ook al ontkent verdachte dat zelf ten stelligste.
Dreigen met pistool
De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht verdachte vrij te spreken voor het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het dreigen met een pistool. De rechtbank overweegt dat beide aangevers in hun eigen aangifte en onafhankelijk van elkaar verklaren dat verdachte heeft gedreigd een pistool te gebruiken. Bovendien geldt niet dat elk deel van de tenlastelegging wordt gedekt door telkens twee bewijsmiddelen. Dat maakt dat de rechtbank ook komt tot een bewezenverklaring voor dat gedeelte van de tenlastelegging.