ECLI:NL:RBNHO:2020:7793

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
8244005 \ CV EXPL 19-19931
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van cursusgeld na opzegging van cursusovereenkomst door consument

In deze zaak heeft de kantonrechter te Haarlem geoordeeld over een vordering van een consument, aangeduid als [eiser], tegen Imag Interim Management Adviesgroep B.V. (hierna: Imag) betreffende de terugbetaling van cursusgeld. De consument had zich ingeschreven voor een elfdaagse cursus Transportplanner, maar heeft deze cursus voortijdig opgezegd. De algemene voorwaarden van Imag stelden dat bij annulering na aanvang van de cursus de volledige cursusprijs verschuldigd was. De kantonrechter oordeelde dat deze bepaling in strijd was met artikel 7:408 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat consumenten het recht geeft om een overeenkomst te allen tijde op te zeggen. De kantonrechter concludeerde dat de bepaling in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend was en daarom vernietigbaar.

De consument had reeds een bedrag van € 1.811,37 betaald, maar had slechts recht op terugbetaling van het bedrag dat overeenkwam met de lessen die hij daadwerkelijk had gevolgd. Na het volgen van twee volledige lessen en het verlaten van de derde les, had de consument recht op terugbetaling van € 1.482,03. De kantonrechter heeft de vordering van de consument toegewezen en Imag veroordeeld tot terugbetaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Imag ook veroordeeld tot betaling van proceskosten en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft het verweer van Imag, dat de consument zelf verantwoordelijk was voor het niet afmaken van de cursus, verworpen, en benadrukte dat de consument recht had op terugbetaling van het onverschuldigd betaalde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8244005 \ CV EXPL 19-19931
Uitspraakdatum: 30 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. J.G. Kabalt
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Imag Interim Management Adviesgroep B.V.
gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Haarlem
gedaagde
verder te noemen: Imag
vertegenwoordigd door [betrokkene A]

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 11 december 2019 een vordering tegen Imag ingesteld. Imag heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
[eiser] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Imag een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Imag organiseert en verzorgt cursussen, opleidingen en trainingen.
2.2.
Tussen partijen is een cursusovereenkomst gesloten op grond waarvan [eiser] bij Imag de elfdaagse cursus Transportplanner zou volgen. Op de overeenkomst zijn de ‘
Algemene Voorwaarden van IMAG bv versie 2017’ van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden).
2.3.
Artikel 11.5 van de algemene voorwaarden luidt: ‘
Bij annulering ná aanvang van de opleiding dient de cursusprijs volledig te worden voldaan.
2.4.
Imag heeft [eiser] bij brief van 29 januari 2018 verzocht het totaalbedrag van de factuur (€ 1.811,37, cursuskosten incl. les- en schrijfmateriaal, casusboek, examenkosten, lunch en koffie/thee) voor aanvang van de cursus op 17 februari 2018 te betalen.
2.5.
De factuur is namens [eiser] , door de Stichting Steunfonds Vluchtelingen Stichtse Vecht (hierna: de Stichting), op 1 februari 2018 voldaan.
2.6.
De cursus is gestart op 17 februari 2018. Op deze dag was het lesmateriaal nog niet beschikbaar voor de cursisten. [eiser] heeft na deze cursusdag zijn ontevredenheid over de cursus en de docent kenbaar gemaakt bij zijn begeleidster van de Stichting en gezegd te willen stoppen met de cursus. De begeleidster heeft dit besproken met [betrokkene A] en hij heeft aangegeven dit met de docent te gaan bespreken.
2.7.
Op 24 februari 2018 heeft [eiser] deelgenomen aan de tweede cursusdag.
2.8.
Tijdens de derde cursusdag is [eiser] uit de les weggelopen en heeft hij bij Imag aangegeven te willen stoppen met de cursus.
2.9.
Op 11 april 2018 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [betrokkene A] , [eiser] en [betrokkene B] , werkzaam bij de Stichting (hierna: [betrokkene B] ). [betrokkene A] heeft hierbij aangegeven dat restitutie van het cursusgeld niet mogelijk is, gelet op de geldende algemene voorwaarden. [betrokkene A] heeft [eiser] aangeboden te willen helpen om zijn examen te halen, door (1) begeleide zelfstudie en (2) deelname aan de cursus met een andere docent vanaf september 2018.
2.10.
In augustus 2018 heeft [betrokkene A] aan [eiser] te kennen gegeven dat in september 2018 geen nieuwe cursus met een andere docent gestart kon worden. Hierop heeft [betrokkene B] namens [eiser] bij e-mail van 6 september 2018 gereageerd: ‘
(…) Dit betekent dat [eiser] zijn opleiding niet kan volgen en wel heeft betaald (…). Het verzoek is dan ook om de betaalde gelden ( pro rato de gevolgde lessen/ ontvangen materiaal) terug te storten naar rekening (…) t.n.v. Stichting Steunfonds Vluchtelingen Stichtse Vecht. (…)
2.11.
Bij e-mail van 23 september 2018 heeft [betrokkene A] aan [betrokkene B] geschreven: ‘
(…) Gezien onze Algemene Levering- en betalingsvoorwaarden kan ik geen restitutie geven (…). (…) Helaas kunnen wij op korte termijn (2018) geen opleiding starten. (…) Ik ben daarnaast van mening dat uw Stichting bij [eiser] moet zijn om de kosten van de opleiding terug te krijgen. (…)
2.12.
Per aangetekende brief van 19 oktober 2018 heeft [eiser] nogmaals zijn ontevredenheid over de cursus en de docent uitgesproken en verzocht om terugbetaling van (een deel) van het reeds betaalde cursusgeld. Daarbij is aangegeven dat de algemene voorwaarden waarop [betrokkene A] zich beroept vernietigbaar zijn.
2.13.
Op 21 oktober 2018 heeft [betrokkene A] aangegeven dat hij en de docent alle medewerking ten aanzien van de cursus van [eiser] beëindigen.
2.14.
Bij brief van 14 januari 2019 is Imag namens [eiser] gesommeerd tot restitutie van het betaalde cursusgeld binnen 14 dagen na ontvangst van de brief. Daarbij is aangegeven dat [eiser] de overeenkomst van opdracht te allen tijde kan opzeggen op grond van artikel 7:408 lid 1 BW en dat artikel 6.5 en artikel 11.5 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn en daarom worden vernietigd.
2.15.
Op 1 februari 2019 heeft [betrokkene A] aangegeven dat [eiser] door eigen toedoen de cursus niet heeft afgerond en dat om die reden geen terugbetaling zal plaatsvinden.
2.16.
Bij brief van 4 maart 2019 heeft de gemachtigde van [eiser] Imag een laatste gelegenheid geboden om tot betaling over te gaan. Als reactie daarop heeft Imag bij e-mail van 17 maart 2019 aan [eiser] aangeboden om zelfstandig het lesmateriaal te bestuderen of in september 2019 te starten met een nieuwe cursus.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter Imag bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van € 1.482,03, te vermeerderen met de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat Imag ondanks meerdere verzoeken en sommaties niet is overgegaan tot terugbetaling van (een deel) van het betaalde cursusgeld aan [eiser] .
Primair doet [eiser] een beroep op artikel 6:203 BW. [eiser] heeft als consument-opdrachtgever op grond van artikel 7:408 lid 1 BW het recht de cursus- overeenkomst te allen tijde op te zeggen. Imag heeft recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon. [eiser] heeft deelgenomen aan twee volledige lessen van Imag en kort na aanvang van de derde les heeft [eiser] de cursus verlaten en heeft vervolgens niet meer deelgenomen aan de lessen. Imag heeft daarom recht op betaling van 2/11e deel van de cursuskosten van € 1.811,37, hetgeen neerkomt op € 329,34. Omdat [eiser] het volledige cursusbedrag reeds aan Imag heeft betaald, heeft hij € 1.482,03 onverschuldigd betaald, zodat hij recht heeft op terugbetaling door Imag van dit bedrag.
Subsidiair doet [eiser] een beroep op artikel 6:74 BW. Imag is de overeenkomst niet deugdelijk nagekomen, terwijl [eiser] heeft voldaan aan zijn verplichting uit hoofde van de overeenkomst (betalen van het cursusgeld).

4.Het verweer

4.1.
Imag betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat Imag alles heeft willen doen om [eiser] verder te helpen in zijn toekomstige carrière in het transport. [eiser] toonde echter geen inzet, maakte zijn opdrachten niet, bereidde zijn lesdagen niet voor, liep zomaar weg uit de les zonder een verklaring en hield zich niet aan mondelinge afspraken. Vanwege te weinig aanmeldingen kon er geen nieuwe cursusgroep worden opgestart in september.
[eiser] vordert terugbetaling van een bedrag dat niet door hem, maar door de Stichting is betaald.
Indien mocht blijken dat Imag niet juist heeft gehandeld, verzoekt Imag de kantonrechter om rekening te houden met de omstandigheid dat zij vanwege de Corona-lockdown 2,5 maand geen opleidingen en trainingen heeft kunnen verzorgen, waardoor zij – ook mede gelet op de vakantieperiode – een zware financiële periode voor de boeg heeft.

5.De beoordeling

5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Imag gehouden is tot terugbetaling aan [eiser] van (een deel van) het reeds betaalde cursusgeld.
5.2.
Voor zover Imag heeft bedoeld dat terugbetaling van het cursusgeld niet aan [eiser] kan plaatsvinden, omdat het cursusgeld is betaald door de Stichting, oordeelt de kantonrechter als volgt. Artikel 6:30 BW bepaalt dat een ander dan de schuldenaar een verbintenis kan nakomen, tenzij haar inhoud of strekking zich daartegen verzet. De kantonrechter is met [eiser] van oordeel dat aan de voorwaarden van artikel 6:30 BW is voldaan. De Stichting heeft ter kwijting van [eiser] gehandeld – hetgeen wordt onderschreven door de overgelegde verklaring van de Stichting van 5 maart 2020 – en de inhoud of strekking van de verbintenis staat nakoming door de Stichting niet in de weg. Daarmee heeft de betaling door de Stichting te gelden als een betaling door [eiser] , zodat [eiser] gerechtigd is tot het instellen van de onderhavige vordering. Dit verweer van Imag wordt derhalve verworpen.
5.3.
Vast staat dat sprake is van een overeenkomst van opdracht ex artikel 7:400 BW tussen een professionele opdrachtnemer (Imag) en een particuliere opdrachtgever ( [eiser] ). Hieruit volgt dat de artikelen 7:400 e.v. BW en de Richtlijn 93/13 EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn) van toepassing zijn.
5.4.
[eiser] heeft de cursusovereenkomst opgezegd. Op grond van artikel 7:408 lid 1 in verbinding met artikel 7:413 lid 2 BW kon [eiser] de overeenkomst te allen tijde opzeggen. De in artikel 11.5 van de algemene voorwaarden opgenomen regeling dat bij annulering ná aanvang van de opleiding de volledige cursusprijs voldaan moet worden, vat de kantonrechter op als een onmogelijkheid tot tussentijdse opzegging. Dit is in strijd met artikel 7:408 lid 1 BW. Artikel 11.5 van de algemene voorwaarden is oneerlijk in de zin van artikel 3 van de Richtlijn en onredelijk bezwarend, en daarmee vernietigbaar, in de zin van artikel 6:233 lid a BW. Bij brief van 14 januari 2019 is namens [eiser] de buitengerechtelijke vernietiging van deze algemene voorwaarden ingeroepen. Daarmee is deze bepaling vernietigd en kan Imag op grond van de algemene voorwaarden geen aanspraak maken op de volledige cursusprijs.
5.5.
Met betrekking tot de financiële gevolgen van de opzegging geldt dat [eiser] geen schadevergoeding aan Imag verschuldigd is (artikel 7:408 lid 3 BW). Wel kan Imag aanspraak maken op een naar redelijk vast te stellen deel van het loon bij het voortijdig eindigen van de opdracht (artikel 7:411 BW), zoals [eiser] ook heeft gesteld. Als niet, althans onvoldoende, weersproken neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat [eiser] aan de eerste twee cursusdagen heeft deelgenomen en kort nadat de derde cursusdag was aangevangen, de les heeft verlaten en vervolgens niet meer heeft deelgenomen aan de lessen. Voorts heeft Imag geen verweer gevoerd tegen het door [eiser] berekende bedrag aan redelijk loon ex artikel 7:411 BW, te weten 2/11e deel van de cursuskosten van € 1.811,37, hetgeen neerkomt op € 329,34, zodat de kantonrechter daar vanuit gaat.
5.6.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser] een bedrag van € 1.482,03 (€ 1.811,37 minus € 329,34) onverschuldigd aan Imag betaald. Imag zal worden veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan [eiser] . De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen zoals hierna te melden.
5.7.
Voor zover Imag de kantonrechter heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat zij vanwege de Corona-lockdown 2,5 maand geen opleidingen en trainingen heeft kunnen verzorgen, waardoor zij – ook mede gelet op de vakantieperiode – een zware financiële periode voor de boeg heeft, overweegt de kantonrechter dat Imag – nog daargelaten dat zij heeft nagelaten deugdelijk te onderbouwen welke gevolgtrekking hieraan zou moeten worden verbonden – dit standpunt niet heeft onderbouwd met stukken en – voor zover Imag heeft bedoeld daarop een beroep te doen – voor matiging in onderhavig geval geen plaats is. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan dit standpunt.
5.8.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buiten- gerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vat dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
5.9.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal toewijzen.
5.10.
De proceskosten komen voor rekening van Imag, omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt Imag ook veroordeeld tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt. Wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling van de exploot- en/of advertentiekosten niet mogelijk.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Imag tot betaling aan [eiser] van € 1.704,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.482,03 vanaf 30 januari 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Imag tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 83,00
salaris gemachtigde € 360,00;
6.3.
veroordeelt Imag tot betaling van € 120,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] worden gemaakt;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter