ECLI:NL:RBNHO:2020:7746
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde waarde onroerende zaak in het kader van de Wet waardering onroerende zaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [adres 1], voor het kalenderjaar 2019. Eiser, wonende te [Z], heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Gemeentebelastingen Kennemerland Zuid, die de waarde van de woning op € 1.041.000 heeft vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening heeft gehouden met de ligging van de woning aan een weg. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 september 2020, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door F.J.H. van der Plas en de verweerder door taxateurs [A] en [B].
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde voldoende heeft onderbouwd met een waardematrix en vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelt dat de door verweerder gehanteerde vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiser, ondanks enkele verschillen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de ligging van de woning een vrij uitzicht biedt op een vijver en een monumentaal gebouw, wat de waarde ondersteunt. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de woning overlast ondervindt van de weg achter de vijver.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vastgestelde waarde van de woning door de heffingsambtenaar wordt gehandhaafd. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.