Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
15 juli 2019 heeft [eiseres] aan [gedaagde] te kennen gegeven het resterende bedrag terug te willen, waarna partijen een betalingsregeling zijn overeengekomen, zoals [eiseres] diezelfde dag per
e-mail heeft bevestigd. [gedaagde] is deze regeling niet nagekomen. Het van de geldlening resterende bedrag van € 2.372,45 heeft [gedaagde] niet terugbetaald, ondanks herhaalde aanmaning. Daarom is [gedaagde] ook verschuldigd buitengerechtelijke incassokosten (€ 430,68 inclusief btw), kosten voor juridische bijstand (€ 907,50) en wettelijke rente vanaf 31 december 2018.
4.Het verweer
5.De beoordeling
8 juni 2020 ten behoeve van deze procedure voor [eiseres] heeft opgesteld (waaruit blijkt dat de begeleiding door Obronca en de juridische bijstand van het advocatenkantoor niet [gedaagde] maar [YY] betrof).
17 augustus 2018 een bedrag van € 2.600,00 heeft opgenomen bij een geldautomaat in Soest en dit bedrag heeft overhandigd aan ( [XX] van) Obronca, die vervolgens het bedrag aan de deurwaarder heeft overgemaakt. Daarbij heeft [eiseres] geen bankafschrift of transactie bon overgelegd waaruit de gestelde geldopname blijkt. Wel heeft [eiseres] overgelegd de verklaring van [XX] , die verklaart dat [eiseres] in zijn bijzijn € 2.600,00 uit de geldautomaat heeft gehaald en dit aan hem heeft overhandigd, waarna hij het bedrag direct op zijn zakelijke rekening heeft gestort en de betaling aan de deurwaarder heeft gedaan. [gedaagde] plaatst vraagtekens bij de betrouwbaarheid van deze verklaring, omdat [XX] de werkgever is van [eiseres] en mogelijk loonaanspraken van [YY] vreest. [XX] heeft zijn verklaring niet onderbouwd met objectief verifieerbare stukken, zoals een bewijs van storting van het contant opgenomen geldbedrag op de rekening van Obronca.