ECLI:NL:RBNHO:2020:7683

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
30 september 2020
Zaaknummer
15.162546.19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van ontvoering, poging doodslag en verboden wapenbezit met excessief geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadige ontvoering. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar voor het medeplegen van ontvoering, poging doodslag en verboden wapenbezit. De feiten vonden plaats op 6 juli 2019 in Beverwijk, waar de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer, [aangever], met geweld heeft ontvoerd. Tijdens de ontvoering is er excessief geweld toegepast, waaronder het gebruik van vuurwapens. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Het beroep op noodweer is verworpen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten niet in een situatie verkeerden die hen tot geweld noopte. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €5.000,- aan immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer:15.162546.19 (P)
Uitspraakdatum: 1 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 en 17 september 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. de Vries, en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- [op de Pieter Cheeuwenlaan] met een vuurwapen (meermalen) op die [aangever] te schieten, en/of
- die [aangever] te omsingelen en/of beet te pakken, en/of
- die [aangever] in een bestelbus (een Renault Trafic ) te gooien en/of te duwen, en/of
- met voornoemde bestelbus weg te rijden, en/of
-[tijdens het rijden] die [aangever] te beletten deze bestelbus te verlaten door te proberen hem te wurgen en/of in diens adamsappel te knijpen en/of met een pistool, althans met een voorwerp, meermalen te slaan op het hoofd en/of het lichaam van die [aangever] en/of
te proberen zijn been te tapen en/of met een pistool, althans met een voorwerp, op de vinger(s) van die [aangever] te slaan en/of met een vuurwapen op die [aangever] te schieten, welk feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
Feit 2hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven,
- [op de Pieter Cheeuwenlaan] met een vuurwapen (meermalen) op die [aangever] heeft geschoten, en/of
- [in bestelbus, Renault Trafic] met een vuurwapen op die [aangever] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf (telkens) niet is voltooid;
Feit 3hij op of omstreeks 6 juli 2019 te Beverwijk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, drie, althans een of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 3, althans een of meerdere vuurwapen(s), kaliber 9mm en/of 7.65 mm, zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring de ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot feit 2 vrijspraak bepleit. Verdachte heeft niet geschoten op de Pieter Cheeuwenlaan en evenmin blijkt van een bewuste nauwe samenwerking bij die poging. In de bus is tijdens een worsteling een schot gelost met het wapen dat aangever vasthield. Verdachte en de medeverdachten probeerden het wapen van aangever af te pakken, zodat er geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.
Volgens de raadsman zijn de verklaringen van aangever onbetrouwbaar en is het aannemelijk dat aangever zelf een wapen bij zich had. Alle vier verdachten verklaren dat aangever dreigend met een wapen op hen afkwam en op basis van de gegevens in het dossier kan niet worden vastgesteld dat aangever daadwerkelijk door een kogel is geraakt.
Bovendien is de kogel die in de bodem van de bus is aangetroffen met hetzelfde wapen verschoten als de kogel waarvan de huls is aangetroffen op de Pieter Cheeuwenlaan. Dit is het wapen van het merk Glock, dat aan aangever kan worden toegeschreven en dat hij al die tijd in zijn handen had. Met dit wapen heeft hij verdachte en de medeverdachten op de Pieter Cheeuwenlaan belaagd en dit wapen is tijdens de worsteling in de bus afgegaan.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman bepleit dat verdachte slechts verantwoordelijk kan worden gehouden voor het aanwezig hebben van één vuurwapen, nu hij over de overige wapens geen beschikkingsmacht had en ook hier medeplegen niet kan worden aangetoond.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op zaterdag 6 juli 2019, omstreeks 22.42 uur, de politie diverse meldingen binnenkreeg over een mogelijke ontvoering op [adres] in Beverwijk, waarbij vermoedelijk geschoten was. Een man zou in een witte bestelbus getrokken zijn die daarna met hoge snelheid was weggereden.
Kort na de melding zagen politiemedewerkers daadwerkelijk een witte bestelbus met een geschatte snelheid van 50 à 60 kilometer per uur rijden over de Duitslandlaan via de Hoflaan in de richting van de Tolweg te Heemskerk. Meerdere opvallende politievoertuigen reden achter de witte bestelbus, toen op de Hoflaan de achterdeur van de witte bestelbus werd geopend en er een op het oog zwaar gewonde man uitviel. Het slachtoffer, [aangever] , was nog wel aanspreekbaar maar moest voor behandeling van zijn verwondingen met de ambulance worden overgebracht naar het ziekenhuis.
Politiemedewerkers zagen dat de bestuurder van de bestelbus zijn weg vervolgde over de Hoflaan en via de rotonde met de Laan van Broekpolder over de Beneluxlaan. Op de Luxemburglaan ter hoogte van een parkeerterrein stopte de bestelbus. Door de politie werd gezien dat er mannen uit de bus sprongen en dat zij wegrenden. Kort hierna werden in de buurt van de bus verdachte en zijn medeverdachten aangehouden.
Verklaringen aangever en getuigen
Aangever heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij op 6 juli 2019 op de parkeerplaats bij zijn woning iets uit zijn auto pakte, toen er uit verschillende richtingen, mannen op hem afkwamen. Ze kwamen ook uit een geparkeerde bus, die hij al eerder had zien staan. Ze wilden hem beetpakken en hij heeft teruggevochten. Hij heeft ook verklaard dat hij probeerde te ontkomen, dat hij denkt beschoten te zijn en met geweld achter in de bestelbus is gegooid.
Zijn lezing van de gebeurtenissen vindt bevestiging in de verklaringen van diverse getuigen, die eveneens schoten hebben gehoord en hebben gezien dat er een man in een bus werd gesleurd. Ook [medeverdachte 1] heeft als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat er op de Pieter Cheeuwenlaan, waar de bus en de auto van het slachtoffer stonden, wapens werden getrokken.
Uit de getuigenverklaringen volgt voorts dat de bestelbus bij het wegrijden van de Pieter Cheeuwenlaan werd gevolgd door een kleine auto en dat beide voertuigen bij het woonwagenkamp aan de Fibula, een kort moment zijn gestopt, waarna nog een man achter in de bus stapte. Ook hebben meerdere getuigen verklaard dat de betreffende bestelbus en de kleinere auto daar al enige dagen in de woonwijk waren gesignaleerd.
Aantreffen goederen, wapens en munitie
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat tijdens de achtervolging van de bestelbus politiemedewerkers zien dat er diverse goederen uit de bestelbus worden gegooid en dat op de route die de bestelbus heeft afgelegd onder meer een kniptang, tape, (een tas met) tiewraps, handschoenen, een doorgeknipte enkelband, drie patroonmagazijnen, losse patronen en hulzen, drie vuurwapens (een Beretta 7.65mm, een Beretta 9mm en een Glock 9mm) en een geluidsdemper zijn gevonden. Op een groot deel van deze goederen zijn bloedsporen van aangever aangetroffen.
Op de Pieter Cheeuwenlaan zijn daarnaast twee hulzen aangetroffen, één van het kaliber 7.65 mm en één van het kaliber 9 mm. Uit onderzoek door het NFI is vastgesteld dat deze hulzen waarschijnlijk afkomstig zijn uit de aangetroffen Berreta 7.65mm en de Glock. Ook in de
bodem van de laadruimte van de bestelbus zijn een patroondeel en een schotinslag aangetroffen. Dit bevestigt de lezing van aangever dat in de bus geschoten is. Dat in de witte bestelbus veel bloedsporen zijn aangetroffen, afkomstig van aangever, leidt bovendien tot de conclusie dat het geweld waarvan aangever zegt dat dit door verdachten is toegepast in de bus heeft plaatsgevonden.
Medeplegen wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging doodslag
De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat er sprake is geweest van een groep van minimaal vier personen die aangever hebben ontvoerd. Vast staat dat de verdachten in het bezit waren van goederen, zoals wapens, tape en tiewraps, die geschikt zijn om iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid te beroven, welke goederen zij tijdens hun vlucht hebben weggegooid. Uit het feit dat de bestelbus al enige dagen in de buurt van de woning van het slachtoffer was gesignaleerd en de bestuurder van de bus deel uitmaakte van de groep die verdachte heeft overmeesterd, kan worden afgeleid dat de bestelbus daar geparkeerd stond om de omgeving te verkennen en de ontvoering mogelijk te maken. Verdachte en zijn medeverdachten hebben aangever opgewacht, in luttele minuten met geweld overmeesterd en de bus in getrokken, die meteen met hoge snelheid is vertrokken. Vervolgens hebben verdachte, medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gedrieën in de laadruimte van de bus excessief geweld uitgeoefend op aangever, terwijl [medeverdachte 3] de bus bestuurde. De geweldshandelingen in de Pieter Cheeuwenlaan en in de bus vormden steeds een gezamenlijk handelen, waaraan verdachte bewust heeft deelgenomen.
Dat er ter uitvoering van de wederrechtelijke vrijheidsberoving bovendien op aangever is geschoten waarbij hij gewond is geraakt, leidt de rechtbank af uit het feit dat een getuige heeft horen roepen: “Auw, ik ben geraakt. Help me, help me bel de politie”. Nu uit de letselverklaring van aangever daarnaast volgt dat aangever een wond op zijn borst had (waarvan nog steeds een litteken zichtbaar is), die volgens zijn zeggen door het ziekenhuis als schampschot is bestempeld en ook door twee verbalisanten kort na het incident als schampschot is beschreven, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat aangever is geraakt door een (1) van de door verdachten bij de ontvoering gebruikte wapens. Dat de ontvoering uit de hand is gelopen en er daarbij door de verdachten op aangever is geschoten, komt geheel voor rekening en risico van verdachten. Het is meer geluk dan wijsheid dat het schot aangever slechts heeft geschampt en hem niet dodelijk heeft getroffen.
Bij de ontvoering en het daarbij gebruikte (vuurwapen)geweld is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, hetgeen ook volgt uit het gezamenlijk optreden bij de auto van aangever, ook toen hij zich verzette en uit het wegrijden, waarbij – toen aangever bij de Fibula trachtte te vluchten - een (1) van de mannen overstapte in de laadruimte van de bus. Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen zowel ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving als de poging tot doodslag bewezen.
Medeplegen verboden wapenbezit
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat gelet op de samenhang tussen de feiten onder 1 en 2, verdachte en zijn medeverdachten zich tevens hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van vuurwapens.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
hij op 6 juli 2019 te Beverwijk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, door:
- op de Pieter Cheeuwenlaan met een vuurwapen op die [aangever] te schieten, en
- die [aangever] te omsingelen en beet te pakken, en
- die [aangever] in een bestelbus, een Renault Trafic, te gooien en/of te duwen, en
- met voornoemde bestelbus weg te rijden en
- tijdens het rijden die [aangever] te beletten deze bestelbus te verlaten door te proberen hem te wurgen en in diens adamsappel te knijpen en met een voorwerp, meermalen te slaan op het hoofd en het lichaam van die [aangever] en te proberen zijn been te tapen en met een voorwerp, op de vingers van die [aangever] te slaan en met een vuurwapen te schieten, welk feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
Feit 2hij op 6 juli 2019 te Beverwijk telkens tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om [aangever] opzettelijk van het leven te beroven,
- op de Pieter Cheeuwenlaan met een vuurwapen op die [aangever] heeft geschoten en
- in bestelbus, Renault Trafic met een vuurwapen heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid;
Feit 3hij op 6 juli 2019 te Beverwijk tezamen en in vereniging met anderen drie wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten 3 vuurwapens, kaliber 9mm en 7.65 mm, zijnde vuurwapens in de vorm van pistool voorhanden heeft gehad.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
Feit 2medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd
Feit 3medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie

5.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

5.1
Beroep op noodweer
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu verdachte heeft gehandeld vanuit noodweer dan wel noodweerexces. Er was immers sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding doordat aangever dreigend met een vuurwapen naar verdachte en de medeverdachten kwam lopen, hetgeen een onmiddellijk dreigend gevaar voor het leven opleverde. Het vervolgens proberen af te pakken van het wapen was ter noodzakelijke verdediging. Het handelen van verdachte en zijn medeverdachten viel binnen de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Indien de rechtbank echter van oordeel is dat de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn overschreden dan komt verdachte een beroep op noodweerexces toe. De dreigende actie van aangever heeft een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt bij zowel verdachte als de medeverdachten, waardoor zij buitenproportioneel hebben gereageerd. Daarbij was de dreiging door verdachte met het wapen constant aanwezig en ontstond er vervolgens een onoverzichtelijke, chaotische situatie achter in de bus. Hierdoor zijn zowel verdachte als de medeverdachten doorgeslagen in hun verdediging.
5.2
Oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen en het hiervoor onder 3.3.2 overwogene volgt dat verdachte en zijn medeverdachten in Beverwijk waren met een vooropgezet plan om aangever te ontvoeren. Verdachte maakte deel uit van een groep van vier of meer personen, die in het bezit waren van meerdere vuurwapens en andere voorwerpen om een ontvoering mogelijk te maken. Hoewel de rechtbank niet kan uitsluiten dat ook aangever in het bezit was van een wapen, volgt ook uit de getuigenverklaringen dat de gewelddadige confrontatie niet van hem uitging. Dat het verzet van aangever zo bedreigend is geweest voor verdachte en zijn medeverdachten, dat hun gedragingen noodzakelijk waren ter verdediging van het eigen lijf, is, gelet op het overtal dat verdachte en zijn medeverdachten vormden ten opzichte van verdachte, in het licht van de door hen meegebrachte vuurwapens, niet aannemelijk geworden. De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer(exces) daarom wegens gebrek aan feitelijke grondslag.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar en verdachte is hiervoor ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar, met aftrek van de periode die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de gevorderde straf heeft de raadsman bepleit om, mede gelet op de rol van aangever en het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft, deze aanzienlijk te matigen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Op 6 juli 2019 is [aangever] op de parkeerplaats vlakbij zijn huis met grof geweld ontvoerd. Hij is beschoten en door een groep mannen in een bestelbus geduwd, die plank gas is weggereden. In de bestelbus is getracht hem vast te binden met tape en tiewraps. Tijdens zijn pogingen om te ontsnappen is hij op grove wijze mishandeld: hij lag met zijn borst buiten de deur van de bestelauto en één van de verdachten heeft zijn hand gepakt en heeft met een hard voorwerp zijn duim en ringvinger van zijn linkerhand kapot geslagen. Terwijl [aangever] op de vloer van de laadruimte lag, is hij meermalen met een hard voorwerp op zijn hoofd geslagen, is zijn keel dichtgeknepen, is hij met een vuurwapen en de woorden “I kill you” bedreigd en is hij ook daadwerkelijk beschoten. Hij heeft letterlijk moeten vechten voor zijn leven. Het feit dat hij het er levend vanaf heeft gebracht, is niet de verdienste van verdachte en medeverdachten geweest. Integendeel, door tijdens de ontvoering op [aangever] te schieten is gepoogd hem van het leven te beroven. Ook hebben verdachte en de medeverdachten ernstig inbreuk gemaakt op het fundamentele recht van een mens, in casu [aangever] , om in vrijheid te gaan en staan waar hij wil. En tenslotte is [aangever] tijdens de ontvoering door verdachte en de zijnen blijvend letsel toegebracht.
Verdachte heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke en lichamelijke integriteit van [aangever] . Omdat de ontvoering heeft plaatsgevonden in een woonwijk in Beverwijk waar op dat moment mensen thuis en op straat aanwezig waren, kan het niet anders dan dat dit geweld ook bij de omstanders gevoelens van grote onveiligheid teweeg heeft gebracht. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op het voorgaande komt alleen de oplegging van een langdurige gevangenisstraf in aanmerking. Niet is gebleken van persoonlijke omstandigheden van verdachte waar in straf verminderende zin rekening mee gehouden dient te worden. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf van een gevangenisstraf van acht jaren dan ook passend en geboden.

7.Vordering benadeelde partij [aangever] en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[aangever]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 21.320,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een bedrag van
€ 16.320,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade.
De officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld het materiële deel van de schadevergoeding af te wijzen aangezien de onterecht ondergane hechtenis niet gelijk kan worden gesteld aan inkomstenderving. Voorts zijn de door de benadeelde partij gestelde inkomsten niet onderbouwd.
Met betrekking tot het immateriële deel van de vordering heeft de raadsman verzocht deze af te wijzen omdat de onderbouwing ervan ontbreekt. Subsidiair heeft hij verzocht de vordering stevig te matigen.
Materiële schade
Benadeelde partij vordert –kort gezegd- schadevergoeding voor het feit dat als gevolg van hetgeen hem op 6 juli 2019 is overkomen, zijn penitentiair programma is beëindigd en hij daardoor is teruggeplaatst in detentie. Hierdoor heeft de benadeelde partij niet kunnen werken en vordert hij een bedrag van € 80,- per dag dat hij in detentie heeft doorgebracht. De verdediging heeft de materiële schade gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van de rechtbank is het rechtstreekse verband tussen deze schade en het bewezenverklaarde, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door de verdediging, onvoldoende komen vast te staan. Beantwoording van de vraag of sprake is van een causaal verband brengt een onevenredige belasting van het strafproces met zich mee. Gelet hierop zal de rechtbank de benadeelde partij wat dit deel van de vordering betreft niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Vergoeding van de immateriële schade voor een bedrag van €5.000,- komt de rechtbank billijk voor, gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook voor dat deel worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 47, 57, 282, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 26, 54 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT (8) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangever]geleden schade tot een bedrag van
€ 5.000,-bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangever] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[aangever]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 5.000,-en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal is maximaal
zestig (60) dagengijzeling van toepassing. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mrs. G.C. Koelman en C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2020.