ECLI:NL:RBNHO:2020:7614

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
8143465 \ CV EXPL 19-17041
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot betaling van onbetaalde facturen in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam gedaagde], wegens onbetaalde facturen voor schilderswerkzaamheden. De vordering is ingesteld op 18 oktober 2019, waarna gedaagde schriftelijk heeft geantwoord. Tijdens de zitting op 3 september 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiser heeft meerdere facturen ingediend, maar gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij de facturen niet eerder heeft ontvangen en dat hij niet meer kan herinneren dat hij nog een bedrag van € 4.259,94 verschuldigd is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde in het verleden regelmatig zaken heeft gedaan met eiser, maar dat eiser zijn stelplicht heeft verzaakt door onvoldoende bewijs te leveren van de openstaande vorderingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser niet voldoende inzicht heeft gegeven in de reden van de betalingsachterstanden en dat hij gedaagde in een nadelige positie heeft gebracht door zijn late en summiere informatie. Hierdoor is de vordering afgewezen en is eiser veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8143465 \ CV EXPL 19-17041
Uitspraakdatum: 30 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser], h.o.d.n. [handelsnaam eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: C. Keijzer
tegen
[gedaagde], h.o.d.n. [handelsnaam gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: D.A. Miedema

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 18 oktober 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 3 september 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft [eiser] meermaals ingehuurd voor de uitvoering van schilderswerkzaamheden. [eiser] maakte facturen op voor de door hem verrichte werkzaamheden.
2.2.
Op 2 oktober 2019 heeft [gedaagde] een aanmaning van de gemachtigde van [eiser] ontvangen. In de aanmaning staat:
‘Geachte heer [gedaagde] , In ons schrijven van 25 september 2019 stelden wij u namens onze cliënte, [handelsnaam eiser] te [woonplaats] , een vordering ter incasso van € 4.259,94. Helaas geen reactie van u vernomen. Wij stellen u alsnog in de gelegenheid binnen drie dagen na dagtekening van deze brief de vordering te voldoen […] bij gebreke waarvan de rechtsmaatregelen zullen worden opgestart. Alle daarbij gepaard gaande kosten, zijnde € 90,- betekening exploot, € 231,- griffiekosten, en salaris gemachtigde betalen door de rechtbank, zullen aan u worden doorberekend.’
2.3.
[gedaagde] heeft op 3 december 2019 per bank een bedrag van € 1.330,50 aan [eiser] betaald.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 4259,94. De hoofdsom bestaat uit een tiental onbetaalde facturen ter hoogte van in totaal € 3.390,50, te weten:
1. [factuurnr 1] : 04-12-15 Schilderwerk, 01-12-15 € 200,- ontv.: €125,-
2. [factuurnr 2] : 02-04-16 Schilderwerk [locatie 1] , 01-04-16 € 100,-
3. [factuurnr 3] : 20-05-16 Schilderwerk, [locatie 2] , 10-05-16 en 13-05-16 € 275,-
4. [factuurnr 4] : 12-04-17 Schilderwerk, [locatie 3] € 330,-
5. [factuurnr 5] : 19-05-17 Schilderwerk, 19-05-2017 [locatie 4] € 330,-
6. [factuurnr 6] : 22-12-17 Schilderwerk [locatie 5] en [locatie 6] , 18/19-12-17 € 378,-
7. [factuurnr 7] : 22-01-18 Schilderwerk [locatie 6] , 12/15/22-01-2018 € 270,-
8. [factuurnr 8] : 06-03-19 Schilderwerk [locatie 7] , 06-03-2019 € 165,00
9. [factuurnr 9] : 16-03-19 Schilderwerk [locatie 7] , 12/14-03-2019 € 137,00
10. [factuurnr 10] : 27-03-19 Schilderwerk [locatie 8] € 1.330,50
[eiser] vordert daarnaast € 405,39 aan vertragingsrente en € 464,05 aan buitengerechtelijke kosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] heeft geweigerd de facturen te betalen en dat hij [gedaagde] meerdere malen heeft aangemaand. Partijen werkten veelvuldig met elkaar samen en woonden indertijd bij elkaar in de buurt. Zij reden ook veelal gezamenlijk naar het werk en hij, [eiser] , overhandigde bij die gelegenheid de voor [gedaagde] bestemde facturen aan hem persoonlijk of hij deed deze bij [gedaagde] in de brievenbus.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering (gedeeltelijk). Hij voert aan – samengevat – dat de facturen van 16 en 27 maart 2019 (inmiddels) door hem betaald zijn, waarbij hij ten aanzien van de factuur van 27 maart 2019 aantekent dat hij (ook) deze eerst bij dagvaarding heeft ontvangen. Verder voert [gedaagde] aan dat hij in het verleden inderdaad regelmatig zaken heeft gedaan met [eiser] , maar dat hij zich niet kan herinneren dat hij hem thans nog een bedrag van € 4.259,94 verschuldigd is. [eiser] heeft de sommatie van 2 oktober 2019 en de vordering in de dagvaarding onvoldoende onderbouwd c.q. toegelicht. [gedaagde] heeft de facturen niet eerder dan bij dagvaarding ontvangen en deze worden in de dagvaarding ook niet nader toegelicht.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die voorligt is of [gedaagde] moet worden veroordeeld tot betaling van de door [eiser] gepresenteerde facturen, wettelijke rente en buitengerechtelijke kotsen.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] heeft erkend in het verleden regelmatig zaken te hebben gedaan met [eiser] en dat bij antwoord en ter zitting duidelijk is geworden dat de facturen [factuurnr 9] en [factuurnr 10] door [gedaagde] in respectievelijk juli en december 2019 per bank zijn voldaan. Van factuur [factuurnr 1] is, zoals daar ook op is geschreven, € 125,- ontvangen. Verder bevatten alle facturen een locatie en/of datum van de werkzaamheden waar de betreffende factuur op ziet. Ter zitting heeft [eiser] verklaard dat hij zich hij zich niet meer alle precieze werkzaamheden en locaties kan herinneren.
5.3.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij zich niet kan herinneren dat hij [eiser] nog € 4.259,94 schuldig is. Ter zitting heeft hij verklaard dat, voor zover hij weet, de door hem verschuldigde betalingen altijd door hem aan [eiser] werden gedaan. Meer specifiek heeft hij ten aanzien van de factuur die (onder andere) ziet op de werkzaamheden bij [locatie 5] aangevoerd dat alle uren zijn betaald. De facturen waarvan bij dagvaarding betaling wordt gevorderd en die hij thans voor het eerst heeft gezien, vindt hij geen deugdelijke onderbouwing van de desbetreffende vorderingen, die hij dan ook uitdrukkelijk betwist.
5.4.
Waar [gedaagde] de twee meest recente facturen heeft voldaan, rest thans op basis van de door [eiser] overgelegde facturen in totaal een bedrag van € 1.923,- in hoofdsom te vorderen. De oudste van de openstaande facturen dateert van 4 december 2015 en de jongste van 6 maart 2019. Het gaat dus om uiteenlopende vorderingen over een periode van ruim drie jaar, waarin partijen hebben gewerkt in een rechtsverhouding van onderaanneming waarbij [gedaagde] als opdrachtgever van [eiser] optrad, met name voor door [eiser] te verrichten buitenschilderwerk, zoals ter comparitie duidelijk is gemaakt. Eveneens is ter comparitie gebleken dat [gedaagde] soms contant betaalde en soms per bank, en dat [eiser] zich bij betalingen niet altijd goed meer kan herinneren of dat contant gebeurde of per bank; boekhouder [boekhouder] corrigeerde [eiser] ter zitting met betrekking tot voornoemde betaling van factuur 201911 van 16 maart 2019 met de opmerking dat deze niet contant (zoals [eiser] verklaarde) maar per bank is voldaan. Uit de overgelegde facturen kan worden opgemaakt dat [eiser] zich op het standpunt stelt dat hij in een aantal gevallen op hetzelfde adres ( [locatie 6] , [locatie 7] ) meerdere weken voor [gedaagde] gewerkt heeft en dus ook meerdere facturen kon sturen. Dit kan derhalve voor alle adressen gelden, die op de overgelegde facturen staan vermeld. [gedaagde] verklaart dat ter zitting ook voor wat betreft [locatie 1] en voor [locatie 5] beweert hij in wezen hetzelfde, waarbij hij tevens opmerkt de facturen voor zover hij weet altijd te hebben betaald en dat hij dat nog bij zijn boekhouder heeft nagevraagd. [eiser] zelf kan zich alle locaties en werkzaamheden niet meer precies herinneren naar hiervoor reeds is vastgesteld.
5.5.
Gelet op vorenstaande gang van zaken lag het tegen de betwisting van [gedaagde] bij antwoord op de weg van [eiser] als eisende partij om ter comparitie meer inzicht te geven in de feitelijke reden waarom hij zo lang heeft gewacht om zich eerst medio 2019 terzake tot zijn boekhouder [boekhouder] te wenden en vervolgens tot Adviesbureau Icarus. Weliswaar verklaart [eiser] desgevraagd ter zitting dat hij wel eens met zijn boekhouder over de betalingsachterstanden van [gedaagde] heeft gesproken, maar hij weet vervolgens niet wanneer dat gesprek is geweest. In zijn verweer brengt [gedaagde] tot uitdrukking dat hij door het getalm van [eiser] thans niet meer kan terughalen hoe het verloop van de betreffende werkzaamheden en de door hem in verband daarmee aan [eiser] verrichte betalingen precies is geweest. Naar het oordeel van de kantonrechter kan [gedaagde] daarvan in de gegeven omstandigheden geen verwijt worden gemaakt, teminder waar [eiser] ook heeft nagelaten zijn vorderingen alsnog meer substantie te geven door per factuur uit te wijden over i) de aard van de opdracht, ii) de afstand en het vervoer daarheen (samen met [gedaagde] of ieder voor zich), iii) de omvang van het werk ter plaatse, iv) andere daarbij betrokken vakmensen, v) alsmede over de gelegenheden waarbij hij [gedaagde] mondeling op zijn betalingsachterstanden heeft gewezen en de reactie daarop van [gedaagde] . Aldus had hij [gedaagde] meer aanknopingspunten geboden om de juistheid van de beweerdelijk onbetaald gebleven facturen thans nog na te gaan. Met zijn late en summiere informatie heeft [eiser] [gedaagde] onnodig in een positie gebracht waarin hij op zoek zou moeten naar gegevens, data en details die [eiser] aan zijn stellingen ten grondslag had moeten leggen nadat hij van het verweer van [gedaagde] had vernomen. Door daarmee in gebreke te blijven treft hem het verwijt dat hij zijn stelplicht heeft verzaakt en zal de vordering worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de gedingkosten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst het gevorderde af;
6.2.
veroordeelt [eiser] in de gedingkosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 480,00;
6.3.
verklaart vorenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter