ECLI:NL:RBNHO:2020:7610

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
8581576 \ CV EXPL 20-5104
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en de kwalificatie van de rechtsverhouding tussen eiseres en MAE Holding B.V.

In deze zaak heeft eiseres, h.o.d.n. [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen MAE Holding B.V. voor betaling van openstaande facturen ter waarde van € 51.761,30, die betrekking hebben op werkzaamheden verricht in mei, juni en juli 2019. Eiseres stelt dat er sprake was van een arbeidsovereenkomst, terwijl MAE betwist dat er een arbeidsovereenkomst bestond en stelt dat eiseres tekort is geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden als QPPV. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen arbeidsovereenkomst was, maar dat eiseres wel recht heeft op betaling van de facturen voor de registratiewerkzaamheden, omdat MAE geen klachten heeft geuit over deze werkzaamheden. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de facturen voor de PV-werkzaamheden toegewezen, omdat MAE niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres tekort is geschoten in de uitvoering daarvan. De kantonrechter heeft MAE veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8581576 \ CV EXPL 20-5104
Uitspraakdatum: 16 september 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres], h.o.d.n. [handelsnaam]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. H.C. Uittenbogaart
tegen
MAE Holding B.V.
gevestigd te Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: MAE
gemachtigde: mr. H. Oomen

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 27 november 2019 een vordering tegen MAE ingesteld. MAE heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna MAE een schriftelijke reactie heeft gegeven. [eiseres] heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering. Op 3 juni 2020 heeft een korte niet-inhoudelijke comparitie plaatsgevonden. Voorafgaand aan die comparitie heeft MAE bij brief van 20 mei 2020 nog stukken toegezonden. Bij tussenvonnis van 10 juni 2020 is de zaak verwezen naar de kamer van kantonzaken.
1.2.
Op 20 augustus 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft MAE bij brief van 6 augustus 2020 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] verrichtte sinds 1 september 2015 registratiewerkzaamheden voor MAE. Per 1 januari 2019 verrichtte [eiseres] daarnaast farmocovigilantiewerkzaamheden (‘PV-werkzaamheden’), deze werkzaamheden werden tot 1 januari 2019 door het bedrijf Interdos gedaan.
2.2.
Op 1 september 2015 hebben [eiseres] en MAE een overeenkomst van opdracht ondertekend. In de overeenkomst staat onder andere:
‘ 1.1. Opdrachtnemer zal in opdracht van opdrachtgever werkzaamheden bestaande uit het verstrekken van advies, uitvoeren van registratiewerkzaamheden en andere activiteiten op farmaceutisch gebied in de ruimste zin des woords, voor een minimum van 2 dagdelen per werkweek
[…]
1.3.
Opdrachtnemer is bij het uitvoeren van de afgesproken werkzaamheden geheel zelfstandig, met dien verstande dat opdrachtnemer overeenkomstig artikel 7:402 lid 1 BW gehouden is gevolg te geven aan tijdig verleende en verantwoorde aanwijzingen omtrent de uitvoering van de opdracht.
[…]
1.5.
De opdrachtnemer is gerechtigd ter uitvoering van de opdracht voor eigen rekening en risico hulppersonen, waaronder ondergeschikten, in te schakelen.
[…]
1.8.
De opdrachtnemer is ten opzichte van de opdrachtgever niet aansprakelijk voor schade, die tijdens de uitvoering van deze opdracht aan opdrachtgever wordt toegebracht door opdrachtnemer. Dit tenzij er sprake is van opzet of grove schuld.
2.1.
De overeenkomst is aangegaan voor onbepaalde duur.
[...]
3.4.
Opdrachtnemer zal te allen tijden vóóraf een inschatting van werkzaamheden en bijbehorende kosten verstrekken aan opdrachtgever zodra deze buiten werkzaamheden zoals in 1.1. beschreven vallen. Na akkoord van opdrachtgever kunnen de werkzaamheden worden uitgevoerd. […]’
2.3.
[eiseres] heeft zich op 6 maart 2019 ingeschreven als QPPV van MAE.
2.4.
Bij e-mail van 8 maart 2019 heeft [eiseres] MAE geschreven:
´Ik schrijf jullie deze email naar aanleiding van het gesprek dat ik afgelopen dinsdag (5 maart) met [voornaam] heb gehad, waarin hij vroeg om een offerte voor PV-werkzaamheden, maar tevens aangaf dat ik beter moet communiceren over budgetoverschrijdingen.’Zij schrijft in die e-mail verder dat MAE een groei heeft doorgemaakt, waardoor het werk teveel is geworden om op consultancy-basis uit te voeren. Ze verwijst daarbij naar de overeenkomst van 2015, waarin is overeengekomen dat [eiseres] een minimum van 2 dagdelen per werkweek werkzaamheden voor MAE zou uitvoeren. [eiseres] heeft MAE onder andere geadviseerd een RA-manager aan te stellen die (eventueel) ook PV-werkzaamheden kan doen.
2.5.
Op 27 maart 2019 heeft [eiseres] MAE gemaild: ´
Ik heb laatst aangegeven dat er bijna niet meer door het werk heen te komen is. Daarom wil ik jullie hierbij informeren over de huidige workload bij MAE/RXT. Voor de volgende projecten komen we hoofd en handen tekort:Farmocovigilantie –XEVMPD Het systeem werkt tegen; aanpassingen kunnen niet doorgevoerd worden. [voornaam 2] begrijpt er te weinig van. Ticket voor hulp bij EMA aangevraagd. Voor al het farmacovigilantie-onderstaande zijn we non-compliant. […]
  • Door ongelukkige samenloop van omstandigheden is de transfer van PV-activiteiten uiterst ongelegen gekomen en er is nauwelijks capaciteit om dit op te vangen.
  • Het principe van stagiaires heeft in het verleden gewerkt, met [voornaam 3] en [voornaam 4] , maar is niet vol te houden. Ik merk een steeds groter wordende afstand tussen mijzelf en de stagiaires en het werk gaat hun bevattingsvermogen echt ver te boven. Daarbij is er te weinig tijd om ze goed op te leiden.
  • De komst van een coordinator schept hoop, maar ook voor deze persoon schiet opleidingstijd tekort.
  • Er is dringend hulp nodig in de vorm van mensen met ervaring, zowel op RA als op PV gebied; of anders PV weer terug naar Interdos…? Grosso modo 1 FTE per 70 producten alleen al voor RA(!) […]’
2.6.
Op 1 april 2019 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan MAE een aankondiging van een farmacovigilantie inspectie gestuurd.
2.7.
Op 9 en 10 mei 2019 heeft de inspectie plaatsgevonden. Bij brief van 18 juni 2019 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd het rapport aan MAE toegezonden. In de begeleidende brief is aangegeven dat [eiseres] , als QPPV, in de gelegenheid is om binnen vier weken te reageren op feitelijke onjuistheden. Verder staat in de brief:
‘Tijdens deze Inspectie is een overtreding geconstateerd van artikel 49 lid 6, artikel 76a lid 2 en artikel 78 lid 1 van de Geneesmiddelenwet. De inspectie zal u hiervoor een passende maatregel opleggen. Over het vervolg wordt u separaat per brief geïnformeerd.’
2.8.
Op 14 mei 2019 heeft [eiseres] de overeenkomst van 1 september 2015 opgezegd met inachtneming van de opzegtermijn van twee maanden.
2.9.
Bij brief van 18 juni 2019 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd het voorlopige inspectie rapport aam MAE toegezonden. In het inspectierapport staat onder andere:
Kritische bevindingen Organisatie en QPPV1. Vanaf 1 januari 2019 tot op heden is er een onvolledig farmacovigilantiesysteem ten uitvoer gebracht door MAE Holding B.V. De volgende farmacovigilantietaken zijn onder andere niet uitgevoerd sinds 1 januari 2019:a. Registratie.b. Wereldwijde literatuur screening.c. Monitoring van het farmacovigilantiesysteem.d. Screening van PRAC-aanbevelingen.2. De QPPV en de handelsvergunninghouder hebben geen verantwoordelijkheid genomen ervoor zorg te dragen dat er een functionerend farmacovigilantiesysteem is met voldoende personeel voor het uitvoeren van de PV taken op het moment dat het contract met de serviceprovider werd beëindigd.3. De serviceprovider heeft voor 1 januari 2019 op verzoek van de handelsvergunninghouder een aantal PV activiteiten, zoals literatuur screening, signaal detectie, downloaden van NCA cases, tijdelijk niet uitgevoerd voor een aantal geneesmiddelen. Hierdoor heeft de handelsvergunninghouder geen volledig overzicht gehad van de veiligheidsprofielen van hun geneesmiddelen.[…]5. De QPPV is onvoldoende getraind en heeft onvoldoende ervaring in farmacovigilantie.6. De QPPV heeft onvoldoende overzicht over het farmacovigilantiesysteem van de handelsvergunninghouder […]10. Er is onvoldoende competent, voldoende gekwalificeerd en getraind personeel aanwezig voor het uitvoeren van de farmacovigilantie-activiteiten.[…]PSMF1. […] Hierdoor heeft MAE Holding B.V. vanaf 1 januari 2019 tot 8 april 2019 geen basisdossier geneesmiddelenbewaking bijgehouden.2. De PSMF is onvolledig en omschrijft grotendeels de situatie zoals deze was bij de vorige serviceprovider en niet zoals deze nu werkelijk in de praktijk wordt gebracht bij de handelsvergunninghouder […]Procedures1. De procedures van de handelsvergunninghouder zijn overgenomen van de vorige serviceprovider en omschrijven grotendeels de situatie zoals deze was bij de serviceprovider en niet zoals deze is bij de handelsvergunninghouder. […]2. […] Tussen 1 januari 2019 tot april 2019 is het farmacovigilantiesysteem ten uitvoer gebracht zonder dat deze was ondersteund door farmacovigilantieprocedures.3. Volgens SOP PV 002 worden alle procedures om de 3 jaar herzien. De […] (effectief 29.05.2014) is niet herzien binnen de cyclus van 3 jaar.4. Medewerkers werden pas getraind in procedures, nadat deze effectief zijn geworden. [..]5. Er is geen SOP voor het afhandelen van medische informatievragen.
Belangrijke bevindingen1. Er is geen contract tussen het consultancy [handelsnaam] en de handelsvergunningshouder waarin de farmacovigilantietaken- en verantwoordelijkheden uit te voeren door de QPPV worden vastgelegd.Literatuur Screening1. Wereldwijde literatuur screening is niet uitgevoerd sinds 1 januari 2019.2. Voor 1 januari 2019 is wereldwijde literatuur screening niet doorlopend uitgevoerd voor de geneesmiddelen van MAE Holding B.V.a. Voor 9 van de 22 actieve stoffen is geen wereldwijde literatuur screening uitgevoerd sinds 2014.b. Voor 1 van de 22 actieve stoffen is deze niet uitgevoerd sinds 2012 en voor een ander sinds 2015.c. Voor 3 van de 22 actieve stoffen is de wereldwijde literatuur screening niet doorlopend uitgevoerd tot 1 januari 2019 (de screening is gedurende periodes stopgezet en later weer opgestart).3. Er vond geen kwaliteitscontrole plaats op de lokale en wereldwijde literatuurscreening uitgevoerd door de serviceprovider.Signaalmanagement1. Voor 13 van de 22 actieve stoffen zijn tot 1 januari 2019 slechts de websites van de autoriteiten gebruikt voor signaaldetectie. Tevens zijn voor 5 van de 22 actieve stoffen tot 1 januari 2019 niet doorlopend meer dan de websites van de autoriteiten gebruikt voor signaaldetectie.2. Vanaf 1 januari 2019 zijn de PRAC-aanbevelingen niet meer bijgehouden voor signaaldetectie.’
2.10.
Op 19 juni 2019 heeft [eiseres] MAE een e-mail gestuurd met een concept
‘Pharmacovigliance Service Level Agreement’. In de begeleidende e-mail schrijft zij:
‘Zoals besproken, stuur ik jullie hierbij een concept overeenkomst voor farmacovigilantie. Zouden jullie dit willen nakijken/controleren? Graag vraag ik jullie aandacht voor enkele stukjes tekst in geel gemarkeerd, omdat daar nog een beslissing over moet worden genomen. Hetzelfde geldt voor het stukje tekst in groen, welke gaat over de opzegtermijn. Hiervoor moet een andere verwoording komen, maar ik kan dit niet zo snel verzinnen. Het overzicht van tarieven in Annex I is gebaseerd op eerdere correspondentie per email (in 2018), maar is op enkele onderdelen aangepast. Ik hoop jullie hiermee een passend voorstel te hebben gedaan en zou graag een reactie per email krijgen.’In de concept overeenkomst staat onder meer:
‘Client (ktr: MAE)
wishes to hire specific pharmacovigliance services from [handelsnaam](ktr: [handelsnaam] )
, covering:
- 24/7 availability of an EU Qualified Person for pharmacovigilance
[…]
Furthermore [handelsnaam] offers the following pharmacovigiliance activities to client which are not covered under Article 1. [handelsnaam] will perform these activities only if assigned in writing from Client.[…]’
2.11.
Vanaf augustus 2019 zijn de PV-werkzaamheden weer door Interdos verricht.
2.12.
Op 8 augustus 2019 heeft de gemachtigde van MAE [eiseres] per brief geïnformeerd over het opschorten van de betaling van openstaande facturen. In de brief wordt gerefereerd aan het voorlopige inspectierapport en schrijft MAE:
‘Op grond van de met cliënte gesloten overeenkomst was u verantwoordelijk voor de ‘Regulatory Affairs’ van cliënte en diende u ervoor zorg te dragen dat het farmacovigilantiesysteem van cliënte voldeed aan de daartoe gestelde wettelijke eisen. In eerste instantie hadden uw werkzaamheden betrekking op ‘Regulatory Affairs’, maar deze werkzaamheden zijn later uitgebreid met farmacovigilantie werkzaamheden. Voorafgaand aan deze uitbreiding van werkzaamheden heeft u cliënte herhaaldelijk bevestigd dat u hiervoor de vereiste kwalificaties beschikte en in staat was deze werkzaamheden naar behoren uit te voeren en heeft u de door cliënte aangeboden inwerkperiode van 6 maanden van de hand gewezen. Cliënte mocht er derhalve op vertrouwen dat u op uw taak berekend was.Uit het voornoemde inspectierapport blijkt dat dit evident niet het geval is geweest en uit de veelheid en de ernst van geconstateerde onregelmatigheden volgt dat u niet heeft gehandeld zoals redelijk bekwaam en redelijk handelende vakgenoten in dezelfde omstandigheden zouden hebben gedaan. Hierdoor is sprake van een (ernstige) tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst van opdracht en bent u aansprakelijk voor de hierdoor ontstane schade. […] Voorts zijn er bij cliënte vragen gerezen over de gegrondheid van in rekening gebrachte werkzaamheden en inmiddels wel al door haar betaalde facturen. Cliënte heeft geconstateerd dat voor bepaalde werkzaamheden geen opdracht is gegeven en/of dat aanvullende werkzaamheden niet vooraf gemeld zijn, zoals is afgesproken. Cliënte behoudt zich te dezer zaken alle rechten voor, met name het recht om reeds betaalde bedragen terug te vorderen.’
2.13.
Op 23 september 2019 heeft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een eindrapport uitgebracht, daaruit blijkt dat MAE een waarschuwing heeft gekregen.
2.14.
De volgende facturen van [eiseres] zijn door MAE tot op heden niet betaald:
Invoice number Date of invoice Period Description of activity Payment201905.11 8 juni 2019 Mei 2019 Regulatory Affairs remote support € 3.804,44
201905.12 8 juni 2019 Mei 2019 Pharmacovigilance activities € 3.146,00
201906.01 30 juni 2019 Juni 2019 Regulatory Affairs support on site € 5.886,65
201906.02 30 juni 2019 Juni 2019 Regulatory Affairs remote support € 5.632,55
201906.05 30 juni 2019 Juni 2019 Pharmacovigilance activities € 3.409,18
201906.07 3 juli 2019 Juni 2019 Regulatory Affairs remote support € 5.712,21
201907.01 2 augustus 2019 Juli 2019 Regulatory Affairs remote support € 2.922,15
201907.02 2 augustus 2019 Juli 2019 Pharmacovigilance activities €13.108,05
201907.03 2 augustus 2019 Juli 2019 Regulatory Affairs remote support € 1.763,58
201907.04 2 augustus 2019 Juli 2019 Regulatory Affairs support on site € 2.194,93
201907.11 2 augustus 2019 Mei 2019 Regulatory Affairs remote support € 4.181,56
Iedere factuur vermeldt als verloopdatum één maand na de datum van de factuur.
2.15.
Op 2 oktober 2019 heeft de gemachtigde van [eiseres] de gemachtigde van MAE ten aanzien van de facturen een sommatiebrief gestuurd, met het verzoek de betaling binnen 15 dagen te voldoen, onder vermelding van de buitengerechtelijke kosten indien de betaling niet binnen 15 dagen is voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter MAE veroordeelt tot betaling van € 51.761,30, voor haar werkzaamheden in mei, juni en juli 2019, primair te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW en zowel primair als subsidiair te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019.
3.2.
Zij legt primair, na eiswijziging bij conclusie van antwoord in reconventie, aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen [eiseres] en MAE sprake was van een arbeidsovereenkomst. Zij heeft arbeid verricht en dient daar loon voor te ontvangen, omdat naast arbeid en recht op loon sprake was van een gezagsverhouding. Hiertoe stelt [eiseres] dat de overeenkomst van 1 september 2015 geen duidelijk beschreven begin- en eindpunt heeft en dat artikel 1.1. van de overeenkomst geen afgebakende opdracht bevat. In plaats daarvan kreeg [eiseres] van MAE steeds e-mails met verzoeken, instructies en taken, daarbij werkte ze in een team met assistenten die in dienst waren van MAE. [eiseres] trad bovendien naar buiten als werknemer, blijkens haar e-mailadres en e-mailhandtekening en de visitekaartjes die ze moest gebruiken. Ze ging mee naar bedrijfsuitjes, deed mee met cadeautjes voor de (andere) werknemers van MAE en moest regelmatig verplicht bijscholingscursussen en bedrijfstrainingen volgen. Verder was [eiseres] niet vrij om werktijden en vakanties zelf te bepalen en moest zij haar werk op locatie van MAE verrichten. Ten slotte was [eiseres] door MAE opgenomen in een organogram.
3.3.
Indien geen sprake is van een arbeidsovereenkomst is MAE gehouden de facturen te betalen op basis van de overeenkomst van opdracht. MAE heeft [eiseres] opdracht gegeven tot het verstrekken van adviezen, uitvoeren van registratiewerkzaamheden en andere activiteiten op farmaceutisch gebied in de ruimste zin des woords. Deze werkzaamheden heeft [eiseres] verricht met medeweten van en in samenwerking met MAE. MAE heeft ook telkens voor de werkzaamheden betaald. [eiseres] heeft een prestatie aan MAE geleverd die een waarde vertegenwoordigt, daardoor is MAE bovendien verrijkt zodat [eiseres] aanspraak maakt een vergoeding voor die prestatie. [eiseres] betwist dat zij toerekenbaar tekort is geschoten in de nakomingen van haar verplichtingen, omdat nog geen overeenstemming bestond over het servicelevel dat [eiseres] zou leveren, er was niet overeengekomen dat [eiseres] voor 100% compliance zou zorgen. [eiseres] was verder pas net gestart met het verrichten van de PV-werkzaamheden en had al meerdere malen gewaarschuwd voor problemen in verband met capaciteitsgebrek. Ten slotte heeft de voormalige uitvoerder van PV-werkzaamheden op verzoek van MAE een aantal taken niet uitgevoerd en is met MAE een exoneratiebeding overeengekomen. Er is geen sprake van opzet of grove schuld, zodat [eiseres] niet aansprakelijk is voor eventuele schade. Bovendien betwist [eiseres] de door MAE aangevoerde schade en is [eiseres] niet in gebreke gesteld.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
MAE betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en dit ook nooit de bedoeling van partijen is geweest. [eiseres] maakte op haar beurt gebruik van ZZP’ers voor de werkzaamheden bij MAE en hoefde de arbeid bovendien ook niet persoonlijk te verrichten. Zij kon zich daarnaast laten vervangen, vrij nemen wanneer ze wilde en er werd bijvoorbeeld geen vakantiegeld betaald. Ten slotte had [eiseres] ook andere opdrachtgevers en moet gelet op de maatstaf uit de jurisprudentie worden geoordeeld dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst mede gelet op de (gelijkwaardige) maatschappelijke positie van partijen.
4.2.
Daarnaast voert MAE aan dat de vordering van [eiseres] ook op basis van de overeenkomst van opdracht moet worden afgewezen, omdat uit het inspectierapport blijkt dat zij als QPPV ernstig tekortgeschoten is in de uitvoering van haar werkzaamheden; de uitkomst van het onderzoek door de inspectie is volledig aan [eiseres] te wijten. Partijen hebben van begin af aan uitvoering gegeven aan de Service Level Agreement die achteraf door [eiseres] is opgesteld. Nu MAE de overeenkomst tussen partijen heeft ontbonden en aan de door [eiseres] verrichte prestatie met betrekking tot de PV-werkzaamheden geen enkele waarde kan worden toegekend, is MAE niet gehouden enig ander bedrag aan [eiseres] te voldoen.
4.3.
MAE heeft een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld, namelijk voor zover de kantonrechter vaststelt dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. MAE vordert bij wijze van deze voorwaardelijke tegenvordering, dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot betaling van € 118.542,06, te vermeerderen met de kosten voor rechtsbijstand. Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [eiseres] tekort is geschoten in de nakoming van de met haar gesloten overeenkomst van opdracht en MAE schade heeft geleden als gevolg van het handelen van [eiseres] . De schade bestaat onder andere uit de kosten voor het moeten overdoen van de werkzaamheden door Interdos, betalingen voor ondeugdelijke werkzaamheden aan [eiseres] , een bedrag voor de (terug)overdracht van [eiseres] naar Interdos en de waarschuwing door de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiseres] betwist de tegenvordering en stelt dat partijen geen (nieuwe) overeenkomst hebben gesloten over farmacovigilantie, dat geen servicelevel was afgesproken en dat er geen verplichting gold voor [eiseres] om het (volledige) farmacovigilantiesysteem op te bouwen en compliant te maken, in ieder geval niet vóór juni 2019. Zij had bovendien te kampen met grote achterstanden die door haar voorganger waren veroorzaakt, welke achterstanden in verband met een personeelstekort bij MAE onmogelijk waren om in te lopen. Voor zover sprake is van een tekortkoming, valt deze [eiseres] dan ook niet toe te rekenen. Bovendien is zij door MAE nooit in gebreke gesteld. Ten slotte betwist [eiseres] de door MAE gestelde omvang van de schade.

6.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering

6.1.
Ten eerste moet de vraag worden beantwoord of tussen partijen sprake was van een arbeidsovereenkomst naast of in plaats van een overeenkomst van opdracht. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij de tussen partijen bestaande rechtsverhouding van begin af aan heeft ervaren als arbeidsrelatie, omdat zij bij MAE geen specifieke opdracht had en de werkzaamheden die zij daar uitvoerde bij andere farmaceuten door werknemers in loondienst worden gedaan.
6.2.
De kantonrechter overweegt dat sprake is van een arbeidsovereenkomst indien is voldaan aan de drie vereisten: loon, arbeid en gezag. Gelet op 7:610a BW is bovendien sprake van een rechtsvermoeden ten aanzien van het bestaan van een arbeidsovereenkomst, indien voor een bepaalde duur arbeid wordt verricht tegen een beloning. Vast staat dat [eiseres] sinds 1 september 2015 arbeid heeft verricht en daarvoor, in ieder geval tot mei 2019, een beloning in de vorm van betaalde facturen heeft ontvangen. Aldus wordt vermoed dat sprake is van een arbeidsovereenkomst, welk rechtsvermoeden MAE gelet op haar betwisting dient te weerleggen. De kantonrechter is van oordeel dat MAE hierin is geslaagd.
6.3.
Er dient – kort gezegd – te worden gekeken naar de bedoeling van partijen en de feitelijke uitvoering van de overeenkomst, en alle omstandigheden die daarbij van belang kunnen worden geacht. De omstandigheden die door de kantonrechter van belang worden geacht zijn dat [eiseres] en MAE op 1 september 2015 uitdrukkelijk een overeenkomst van opdracht hebben gesloten, dat [eiseres] haar voor MAE gewerkte uren aan MAE factureerde en daarbij BTW declareerde, dat [eiseres] niet alleen haar eigen uren aan MAE factureerde maar ook die van een ZZP’er althans medewerker van [eiseres] , en dat [eiseres] geen vakantietoeslag ontving en ook niet doorbetaald werd tijdens vakantie of ziekte. Daarnaast wordt van belang geacht dat [eiseres] in beginsel 8 uur per week voor MAE werkte en daarnaast andere opdrachtgevers had, dat zij gedurende de tussen partijen bestaande overeenkomst offertes aan MAE zond voor andere opdrachten en dat [eiseres] de overeenkomst van opdracht conform de inhoud van die overeenkomst heeft opgezegd. Het is dan ook niet gebleken dat de feitelijke uitvoering verschilde van de schriftelijke overeenkomst van 1 september 2015. Naar het oordeel van de kantonrechter kan, gelet op voornoemde omstandigheden niet tot de conclusie worden gekomen dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst bestond. Hieraan doet naar het oordeel van de kantonrechter niet af dat MAE [eiseres] instructies gaf ten aanzien van de werkzaamheden, nu een opdrachtnemer ook in het geval van een overeenkomst van opdracht gehouden is of kan zijn om aanwijzingen van de opdrachtgever op te volgen omtrent de uitvoering van de opdracht. Ook doet hier niet aan af dat [eiseres] in een team van werknemers van MAE werkte en naar buiten trad als werknemer van MAE. In de gegeven omstandigheden is niet doorslaggevend dat de overeenkomst geen afgebakende opdracht bevat. [eiseres] heeft, in reactie op de betwisting door MAE, verder niet aannemelijk gemaakt dat zij niet vrij zou zijn om te bepalen wanneer zij een vrije dag nam en dat zij verplicht was de arbeid persoonlijk te verrichten.
6.4.
De conclusie is dat tussen partijen geen sprake was van een arbeidsovereenkomst zodat de primaire vordering van [eiseres] zal worden afgewezen.
6.5.
Subsidiair heeft [eiseres] betaling van de facturen gevorderd op basis van de overeenkomst van opdracht. MAE heeft betwist betaling van de facturen verschuldigd te zijn, kort gezegd omdat [eiseres] de werkzaamheden niet naar behoren zou hebben verricht. Ter zitting heeft MAE meegedeeld dat zij geen klachten heeft ten aanzien van de door [eiseres] verrichte registratiewerkzaamheden zodat de vordering tot betaling van facturen voor die werkzaamheden zullen worden toegewezen.
6.6.
Ten aanzien van de vordering tot betaling van de PV-werkzaamheden voert MAE aan dat [eiseres] tekort is geschoten in de uitvoering daarvan. Zij verwijst in dit verband naar het inspectierapport van 18 juni 2019. MAE stelt dat [eiseres] als QPPV verantwoordelijk en aansprakelijk was voor de farmacovigilantie van MAE. [eiseres] heeft deze stelling gemotiveerd weersproken.
6.7.
De kantonrechter is van oordeel dat MAE niet aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] (omdat zij de QPPV van MAE was) verantwoordelijk en aansprakelijk was voor de (volledige) farmacovigilantie van MAE. MAE heeft deze stelling, in reactie op de gemotiveerde betwisting door [eiseres] , niet onderbouwd. De gegrondheid van deze stelling blijkt ook niet uit het inspectierapport van 18 juni 2019 en/of uit de concept farmacovigilantie Service Level Agreement. Uit het inspectierapport blijkt immers dat ook verantwoordelijkheden ten aanzien van (het) farmacovigilantie(systeem) voor de handelsvergunninghouder zijn weggelegd en dat van een vastlegging door partijen van de door de QPPV uit te voeren farmacovigilantietaken en verantwoordelijkheden juist geen sprake was. Nadien is door [eiseres] de concept farmacovigilantie Service Level Agreement opgesteld waarvan [eiseres] uitdrukkelijk betwist dat daaraan (volledig) uitvoering is gegeven in de periode die daaraan voorafging. Zelfs als aan de afspraken in deze concept overeenkomst uitvoering was gegeven voorafgaand aan de inspectie zoals MAE stelt, dan kan dit niet tot de conclusie leiden dat [eiseres] verantwoordelijk en aansprakelijk was voor de (volledige) farmacovigilantie van MAE. Voor een deel van de PV-werkzaamheden gold immers dat [eiseres] deze eerst zou uitvoeren na een schriftelijke opdracht van MAE, zo blijkt uit de concept overeenkomst, terwijl niet is gesteld noch is gebleken dat MAE voor al deze werkzaamheden opdracht heeft gegeven en dat [eiseres] daaraan niet zou hebben voldaan. Weliswaar is aldus komen vast te staan dat [eiseres] PV- werkzaamheden voor MAE verrichtte en dat zij QPPV was, maar dat sprake was van een resultaatsverbintenis ten aanzien van de compliance van farmacovigilantie van MAE is niet gebleken.
6.8.
MAE heeft niet weersproken dat [eiseres] de werkzaamheden waarvan zij betaling vordert heeft uitgevoerd. MAE heeft verder niet concreet gemaakt welke werkzaamheden [eiseres] niet naar behoren zou hebben verricht, buiten de stelling dat [eiseres] niet alle werkzaamheden had verricht die tot volledige compliance had moeten leiden. Van een tekortkoming in de nakoming van de werkzaamheden waarvan [eiseres] betaling vordert is daarom onvoldoende gebleken. Ook de vordering tot betaling van de PV-werkzaamheden zal derhalve worden toegewezen
6.9.
Aan de beoordeling van het verweer van MAE ten aanzien van de gestelde ontbinding komt de kantonrechter niet toe omdat een toerekenbare tekortkoming van [eiseres] niet is vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de voorwaardelijk reconventionele vordering. Aan de voorwaarde is immers niet voldaan.
6.10.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt vast dat [eiseres] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
6.11.
De proceskosten komen voor rekening van MAE, omdat zij ongelijk krijgt. Het salaris gemachtigde wordt vastgesteld op € 2.163,-

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt MAE tot betaling aan [eiseres] van € 51.761,30, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.291,62 en de wettelijke rente vanaf 2 oktober 2019 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
veroordeelt MAE tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 86,40
griffierecht € 499,00
salaris gemachtigde € 2.163,00 ;
te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum gelegen 7 dagen na betekening van dit vonnis
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter