ECLI:NL:RBNHO:2020:7580
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onbevoegdheid van de rechtbank in belastingzaak over aanslag inkomstenbelasting
In deze zaak heeft eiseres, [X], beroep ingesteld tegen de beslissing van de ontvanger van de Belastingdienst inzake de verjaring van het recht op invordering van de aanslag inkomstenbelasting over het jaar 2015. Het beroep is op 12 maart 2020 ingediend en ter griffie ontvangen op 18 maart 2020. De rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, heeft op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer HAA 20/1905.
De rechtbank overweegt dat ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank het onderzoek kan sluiten indien zij kennelijk onbevoegd is. De rechtbank stelt vast dat tegen de beslissing van de ontvanger, zoals aangegeven in artikel 8:5, eerste lid, van de Awb, geen beroep bij de bestuursrechter openstaat. Eiser kan in verzet bij de burgerlijke rechter indien hij het niet eens is met de beoordeling van de ontvanger.
De rechtbank concludeert dat zij kennelijk onbevoegd is om over het beroep te oordelen en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken, maar vanwege de coronamaatregelen niet op een openbare uitsprakenzitting. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.