Procesverloop
Bij besluit van 13 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om schuldhulpverlening op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) buiten behandeling gesteld.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt bij brief van 27 november 2018.
Bij besluit van 7 mei 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het primaire besluit herroepen en in bezwaar de aanvraag van eiseres om schuldhulpverlening alsnog geweigerd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij brief van 3 juni 2019.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 januari 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en [naam] , bewindvoerder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Ter zitting is het onderzoek geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen hun geschil in der minne op te lossen.
Verweerder heeft gereageerd bij brieven van 20 en 23 januari 2020. Eiseres heeft gereageerd bij brief van 30 januari 2020.
Bij brief van 20 maart 2020 heeft de rechtbank partijen gevraagd binnen vier weken na de verzending van deze brief aan te geven of zij op een zitting willen worden gehoord.
Omdat partijen binnen deze termijn van vier weken niet hebben gereageerd, heeft de rechtbank partijen bij brief van 22 september 2020 laten weten dat het onderzoek wordt gesloten en vervolgens heeft de rechtbank uitspraak bepaald op heden.
Overwegingen
1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om schuldhulpverlening. Verweerder heeft in bezwaar (na de buitenbehandelingstelling in de primaire fase) de aanvraag om schuldhulp-verlening geweigerd omdat van diverse vorderingen bewijsstukken ontbreken en de overgelegde bewijsstukken van een aantal schulden ouder is dan zes maanden. De door eiseres aangeleverde stukken zijn onvoldoende om de omvang en herkomst van de schulden te beoordelen. Het is aan eiseres om bij haar aanvraag om schuldhulpverlening precieze informatie te verstrekken over de omvang en de herkomst van de schulden. Daarbij heeft verweerder verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 20 augustus 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3079). Gelet op het vorenstaande heeft eiseres niet voldaan aan haar inlichtingenplicht. Op basis van de stukken kan onvoldoende beoordeeld worden of de schulden regelbaar zijn, aldus verweerder. 2. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij al jaren kampt met problematische en uitzichtloze schulden, waarbij zij het overzicht op enig moment is kwijtgeraakt. In 2014 heeft zij een aanvraag gedaan tot toelating Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Sociaal.nl heeft toen een inventarisatie gemaakt van haar schulden. Alle bij de bewindvoerder bekende schuldeisers zijn aangeschreven met het verzoek tot het doen van een opgave van de vordering. Niet alle schuldeisers hebben gereageerd op het verzoek. Dat hoeft niet te betekenen dat de schuld niet meer bestaat. Het is bekend dat bedrijven en/of instellingen vorderingen afschrijven omdat de kans dat de vordering of een deel daarvan nog betaald wordt dermate klein is en voortzetting van de incasso simpelweg te duur is. In dat licht bezien is het begrijpelijk dat schuldeisers niet reageren op verzoeken van de bewindvoerder om een opgave van de vordering te doen. De inventarisatie is meegestuurd bij de aanvraag. De bewindvoerder heeft er goed aan gedaan verweerder te informeren over alle mogelijke vorderingen; dus ook de vorderingen waarvan geen onderliggende stukken in het bezit zijn van de bewindvoerder. Er bestaat dus geen onduidelijkheid over wie de schuldeisers zijn en over de hoogte van de schulden. Eiseres heeft verweerder zo volledig mogelijk geïnformeerd over alle mogelijke schuldeisers en vorderingen en daarmee voldaan aan haar inlichtingenplicht. Het geeft geen pas een aanvraag schuldhulpverlening te weigeren omdat van een aantal vorderingen geen (recente) onderliggende stukken zijn overgelegd. Eiseres dient voor toelating tot het traject schuldhulpverlening in aanmerking te komen. Nu eiseres een zo volledig mogelijke opgave van de schulden heeft gedaan, is het de taak van verweerder om in het kader van een schuldhulpverleningstraject de schulden definitief in kaart te brengen en de schuldeisers een voorstel te doen.
3. Gelet op het vorenstaande betreft het geschil de vraag of verweerder in redelijkheid de aanvraag voor schuldhulpverlening heeft kunnen weigeren.
4. Artikel 6 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening luidt: De verzoeker doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels schuldhulpverlening 2017 gemeente Velsen (hierna: de Beleidsregels) luidt: De uitvoering van de verschillende vormen van schuldhulpverlening vindt plaats conform de betreffende gedragscodes van de NVVK. De vorm waarin de gemeente schuldhulpverlening aanbiedt, is van meerdere factoren afhankelijk en betreft maatwerk. De regelbaarheid van de persoon en de regelbaarheid van de schulden zijn bepalend.
Artikel 4, eerste lid, van de Beleidsregels luidt: Aanvrager doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op schuldhulpverlening, zowel bij de aanvraag als gedurende de looptijd van het schuldhulpverleningstraject.
Artikel 5 aanhef en onder a, van de Beleidsregels luidt: Het college kan besluiten om schuldhulpverlening te weigeren indien: aanvrager niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt zoals neergelegd in artikel 3 lid 3, artikel 6 en artikel 7 van de wet en artikel 4 van deze beleidsregels.
5. Gelet op artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregels, hanteert verweerder als beleid dat schulden regelbaar moeten zijn, wil een schuldhulpverleningstraject mogelijk zijn. Hieruit volgt -gelet op de hiervoor aangehaalde uitspraak van de Afdeling- niet dat schulden in zijn algemeenheid vast moeten staan en onbetwist moeten zijn voordat een aanbod voor een traject kan worden gedaan. Aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval dient te worden beoordeeld of de schulden regelbaar zijn en zo ja - mits is voldaan aan de overige voorwaarden - of een traject mogelijk is.
6. Verweerder heeft in het bestreden besluit aangegeven dat uit het beleid voortvloeit dat de schulden regelbaar moeten zijn wil een schuldhulpverleningstraject mogelijk zijn. Om een succesvol traject te kunnen starten, is het van belang dat er recente informatie is over alle openstaande vorderingen en waar deze vorderingen zich bevinden, zodat schuldeisers een voorstel voor een betalingsregeling kan worden toegezonden. Voor de regelbaarheid is van belang dat zowel het bestaan als de hoogte van de vorderingen worden vastgesteld. Wanneer een schuld bijvoorbeeld te hoog wordt vastgesteld of onterecht niet wordt meegenomen, beïnvloedt dit de terugbetaling van andere schulden en worden die schuldeisers daardoor benadeeld, aldus verweerder.
7. Voornoemd standpunt van verweerder acht de rechtbank niet onredelijk. Van de aanvrager mag worden verwacht dat hij/zij een complete, recente opgave verstrekt aan verweerder van
alleopenstaande schulden. Het oordeel van de Afdeling dat hieruit niet volgt dat schulden in zijn algemeenheid vast moeten staan en onbetwist moeten zijn, voordat een aanbod voor een traject kan worden gedaan, doet daar niet aan af. Waar het om gaat, is dat er een recent en volledig overzicht van alle openstaande schulden wordt ingediend zodat ook daadwerkelijk alle schulden van eiseres in het saneringstraject kunnen worden meegenomen. Het kan in het licht van het streven naar een schuldenvrije situatie van de aanvrager immers niet de bedoeling zijn dat achteraf blijkt dat er nog andere schulden lopen die niet bij het schuldsaneringstraject zijn betrokken waardoor schuldeisers kunnen worden benadeeld en (mogelijk) het schuldsaneringstraject ook niet het gewenste effect heeft, namelijk het integraal oplossen van de schuldenproblematiek van de betrokkene.
8. De rechtbank is voorts van oordeel dat het standpunt van verweerder dat een recente opgave van de vordering door de schuldeiser een opgave is die niet ouder is dan 6 maanden, niet onredelijk is. Zonder te beschikken over een recente opgave van de uitstaande schulden, kan immers niet worden voldaan aan het vereiste van regelbaarheid. Voor zover eiseres bedoeld heeft anders te betogen, wordt zij daarin niet gevolgd.
9. Verweerder heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat de bewijsstukken van de volgende schulden ouder zijn dan zes maanden: l23inkt.nl (oktober 2017), Rabobank hypotheek (december 2017) en Unigarant/ANWB (mei 2017).
10. Voorts heeft verweerder aangegeven dat van de volgende vorderingen bewijsstukken ontbreken: ABN AMRO, lncassade Deurwaarders en incasso nr 1, ABN AMRO, Incassade Deurwaarders en incasso nr 2, ABN AMRO, Lindorf, 483601276, Centric Managed ICT services, Ferratum Netherlands B.V. Intrum justitia, Gemeente Velsen Sociale Zaken, HSK groep, classic incasso, KPN, RWE PB incasso, Telfort en Wehkamp finance B.V. Lindorff.
11. Niet wordt betwist dat van de reeks hiervoor genoemde schulden geen bewijsstukken zijn overgelegd en dat van een drietal schulden de bewijsstukken ouder zijn dan drie maanden.
12. Het aldus begrepen betoog van eiseres dat nu zij in haar ogen een zo volledig mogelijke opgave van de schuldeisers heeft gedaan, het de taak is van verweerder om in het kader van een schuldhulpverleningstraject de schulden definitief in kaart te brengen en de schuldeisers een voorstel te doen, kan niet slagen. Het is aan eiseres een volledige opgave te doen van alle openstaande schulden.
13. Eiseres heeft betoogd dat het niet onbegrijpelijk is dat niet alle schuldeisers hebben gereageerd op het verzoek tot opgave van de vordering maar dat dat niet hoeft te betekenen dat de schuld niet meer bestaat, omdat het bekend is dat bedrijven vorderingen afschrijven omdat de kans dat de vordering of een deel daarvan nog betaald wordt, dermate klein is en voortzetting van de incasso simpelweg te duur is. Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat eiseres er vanuit gaat dat schuldeisers die niet reageren hun vordering hebben afgeschreven. Hoewel dat op zichzelf genomen niet onmogelijk is, kan van eiseres worden verwacht dat zij met deze schuldeisers contact opneemt om hen te bewegen haar schriftelijk te bevestigen dat bij hen geen vordering meer openstaat. Met te volstaan dat het er voor kan worden gehouden dat een schuldeiser zijn vordering heeft afgeschreven, heeft eiseres niet voldaan aan haar inlichtingenplicht.
14. Resumerend is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft mogen stellen eiseres geen complete, recente opgave heeft verstrekt aan verweerder van alle openstaande schulden, waardoor zij niet aan haar inlichtingenplicht heeft voldaan en haar schulden niet regelbaar zijn. Uit de na de schorsing van de zitting ingediende stukken blijkt ook niet dat (de bewindvoerder van) eiseres pogingen heeft ondernomen om de opgave van de schulden te completeren.
15. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.