In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Na de afwijzing van zijn aanvraag op 9 juni 2020, heeft verzoeker op 16 juni 2020 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om het bestreden besluit op te schorten en om voorschotten op de bijstandsuitkering toe te kennen. Verweerder heeft op 18 juni 2020 een voorschot toegekend, waarna verzoeker zijn verzoekschrift op 22 juni 2020 heeft ingetrokken, maar tegelijkertijd verzocht om vergoeding van de proceskosten op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om verweer te voeren, waarna het onderzoek is gesloten zonder dat partijen om een zitting hebben verzocht.
De voorzieningenrechter overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Bij intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan aan eiser is tegemoetgekomen, kan het bestuursorgaan op verzoek van de indiener in de kosten worden veroordeeld. De voorzieningenrechter concludeert echter dat in dit geval geen sprake is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a van de Awb, omdat het verstrekte voorschot betrekking had op een andere aanvraag. Daarom wordt het verzoek tot vergoeding van de proceskosten afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, in aanwezigheid van griffier A.C. Karels, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.