Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 september 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , verzoeker(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 525,-.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, welke intrekking per 1 april 2020 inging. De reden voor de intrekking was dat verzoeker niet meer stond ingeschreven in de gemeente Zaanstad. Na het indienen van bezwaar op 23 april 2020, heeft verzoeker op 17 juni 2020 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 22 juni 2020 heeft verweerder het eerdere besluit herroepen, waarna verzoeker zijn verzoekschrift heeft ingetrokken. Tegelijkertijd heeft verzoeker verzocht om verweerder te veroordelen in de kosten van de procedure, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. Aangezien partijen niet om een zitting hebben verzocht, heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.
De voorzieningenrechter overweegt dat de veroordeling in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak in de kosten kan worden veroordeeld wanneer het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de verzoeker. In dit geval is het verzoek ingetrokken omdat verweerder volledig tegemoetgekomen is aan verzoeker. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toewijsbaar is. De kosten van rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 525,-, en de voorzieningenrechter heeft bepaald dat deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Tevens is opgemerkt dat de uitspraak geen betrekking heeft op de vergoeding van griffierecht, maar dat verweerder zelf kan besluiten om het griffierecht aan verzoeker te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 525,-. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, A.C. Karels, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege coronamaatregelen.