ECLI:NL:RBNHO:2020:7510
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht in WOZ-zaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 23 augustus 2020, is de rechtbank geconfronteerd met een beroep dat door eiser is ingesteld tegen de uitspraak op bewaar van de heffingsambtenaar van Cocensus inzake de WOZ-waarde voor het kalenderjaar 2019 van de onroerende zaken [A] en [B]. Eiser heeft op 2 februari 2020 beroep ingesteld, maar heeft verzuimd het verschuldigde griffierecht tijdig te betalen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb verplicht is om griffierecht te betalen. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 48. De griffier heeft eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. Ondanks een tweede aanmaning, verzonden op 30 april 2020, heeft eiser het griffierecht niet tijdig voldaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen verontschuldiging is voor het verzuim van de betaling.
Gelet op het bovenstaande heeft de rechtbank de beroepen van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. Koenis, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.