ECLI:NL:RBNHO:2020:7499

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2753
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen Stichting [X] en de heffingsambtenaar van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels, heeft op 6 mei 2020 beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder van 27 maart 2020. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 354,- niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. De griffier heeft eiseres op 15 mei 2020 en opnieuw op 13 juni 2020 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te voldoen, maar eiseres heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de correspondentie met betrekking tot het griffierecht correct is afgehandeld en dat de nota's aan de gemachtigde zijn gericht, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures.

Aangezien eiseres geen verontschuldiging heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in het kader van de coronamaatregelen, waardoor deze niet op een openbare zitting is uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet aantekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2753

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2020 in de zaak tussen

Stichting [X], te [Z] , eiseres,
(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
en
de heffingsambtenaar van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij ongedateerde brief, ter griffie ingekomen op 6 mei 2020, beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder van 27 maart 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb, € 354,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 15 mei 2020 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 13 juni 2020 eiseres nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 16 juni 2020 is afgehaald van een PostNL punt en dat voor ontvangst is getekend.
4. De gemachtigde heeft in zijn beroepschrift verzocht de nota’s griffierecht rechtstreeks op naam van eiseres te stellen P/A het postadres van de gemachtigde. De rechtbank oordeelt als volgt over dit verzoek. Wanneer een beroepschrift wordt ingediend door een gemachtigde, loopt de correspondentie van de rechtbank via de gemachtigde. Dit brengt mee dat ook de nota en de herinnering tot betaling van het griffierecht op naam van de gemachtigde (als de indiener van het beroepschrift) worden gesteld. De rechtbank stelt vast dat de brief met de mededeling dat er griffierecht moet worden betaald en de herinneringsbrief dat er nog niet is betaald, zijn gericht aan “Bartels Consultancy B.V., t.a.v. D.A.N. Bartels MRE, Postbus 14000, 3508 SB Utrecht”. Als kenmerk van de zaak vermelden dergelijke brieven standaard het zaaknummer van de rechtbank, de naam van eiseres (indien bekend ten tijde van de indiening van het beroepschrift) en de naam van de verwerende partij. De combinatie van tenaamstelling en adressering, zaaknummer en naam van eiseres (indien bekend ten tijde van de indiening van het beroepschrift) maakt naar het oordeel van de rechtbank duidelijk dat de betreffende brieven gericht zijn aan de heer Bartels in zijn hoedanigheid van gemachtigde van eiseres. In dit geval zijn de nota en de herinnering op de hiervoor beschreven handelwijze te naam gesteld.
5. Eiseres heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 5 oktober 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.