ECLI:NL:RBNHO:2020:7498

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1740
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake belastingkwestie zonder beroepsgronden

Op 5 oktober 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak waarbij eiser, [X] te [Z], beroep heeft ingesteld tegen een besluit van de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser heeft op 16 maart 2020 beroep ingesteld, maar heeft verzuimd om de gronden van het beroep te vermelden in het beroepschrift, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft eiser op 16 juni 2020 verzocht om deze verzuimen binnen vier weken te herstellen, maar deze brief is onbestelbaar geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. De griffier heeft de brief vervolgens per gewone post verzonden, maar eiser heeft niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank overweegt dat eiser geen beroepsgronden heeft vermeld en geen afschrift van het besluit heeft overgelegd. Hierdoor is er geen sprake van een verontschuldiging voor de verzuimen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1740

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 16 maart 2020 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift en ook heeft hij geen afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking overgelegd. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 16 juni 2020 verzocht om binnen vier weken deze verzuimen te herstellen. Deze brief is aan de rechtbank onbestelbaar geretourneerd met de mededeling “niet afgehaald”. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 8:38 van de Awb heeft de griffier deze brief aan eiser ter kennisname per gewone post toegezonden. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze verzuimen. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor deze verzuimen.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 5 oktober 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.