ECLI:NL:RBNHO:2020:7473

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4662
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van bedrijfsunits in Beverwijk op basis van vermoedens van witwassen en ondergronds bankieren

Op 24 september 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de sluiting van verschillende bedrijfsunits in Beverwijk. De sluiting was gebaseerd op vermoedens van witwassen en ondergronds bankieren, zoals vastgesteld in bestuurlijke rapportages. De burgemeester van Beverwijk had besloten om de panden per 10 september 2020 voor de duur van zes maanden te sluiten, wat leidde tot bezwaar van de betrokken verzoekers. De verzoekers, waaronder verschillende BV's, stelden dat de sluiting hen in financiële problemen zou brengen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet aannemelijk was gemaakt. De rechtbank behandelde de verzoeken gelijktijdig op 15 september 2020, waarbij de verzoeksters zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bestuurlijke rapportages voldoende grondslag boden voor de sluiting, gezien de ernst van de situatie en de risico's voor de openbare orde. De verzoeken van verzoekster II werden niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de verzoeken van verzoeksters I, III en IV werden afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid tot sluiting van de units, gezien de feiten en omstandigheden die de vrees voor een ernstig gevaar voor de openbare orde wettigden. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/4662, 20/4663, 20/4664 en 20/4682

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 september 2020 in de zaken tussen

[verzoekster 1] .V., te Beverwijk, verzoekster I

[verzoekster 2] B.V., te Beverwijk, verzoekster II
[verzoekster 3] B.V., verzoekster III,
[verzoekster 4] B.V., verzoekster IV
(gemachtigde van verzoekers tezamen: mr. H.J.G. Dudink).
en

de burgemeester van de gemeente Beverwijk, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2020 (het bestreden besluit I) heeft verweerder besloten het pand op het adres [adres 1] te Beverwijk per 10 september 2020 voor de duur van
6 maanden te sluiten. Verzoekster I, gebruiker van het pand, heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht om in verband met dat besluit een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek is door de rechtbank geregistreerd met zaaknummer 20/4662.
Bij besluit van eveneens 31 augustus 2020 (het bestreden besluit II) heeft verweerder besloten het pand op het adres [adres 2] te Beverwijk per 10 september 2020 voor de duur van 6 maanden te sluiten. Verzoekster II, huurster van het pand, heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek heeft de rechtbank geregistreerd met zaaknummer 20/4663.
Bij besluit van eveneens 31 augustus 2020 (het bestreden besluit III) heeft verweerder besloten het pand op het adres [adres 3] te Beverwijk per 10 september 2020 voor de duur van 6 maanden te sluiten. Verzoekster III, huurster van het pand, en verzoekster IV, eigenaar van het pand, hebben (ieder afzonderlijk) bezwaar gemaakt tegen dat besluit en hebben (ieder afzonderlijk) de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van verzoekster III heeft de rechtbank geregistreerd met zaaknummer 20/4664 en het verzoek van verzoekster IV met zaaknummer 20/4682.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 15 september 2020 gelijktijdig op zitting behandeld. Verzoekster I heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 3] en voornoemde gemachtigde. Verzoekster II en verzoekster III hebben zich laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde. Verzoekster IV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , bijgestaan door [naam 2] en voornoemde gemachtigde.

Overwegingen

1
.Partijen ter zitting
Ter zitting heeft [naam 3] aangegeven dat hij niet verbonden is aan verzoekster 1 ( [naam 1] ), maar eigenaar is van unit [#] . Ter zitting is vastgesteld dat [naam 3] niet zelf bezwaar heeft gemaakt tegen het bestreden besluit I. De voorzieningenrechter heeft [naam 3] daarom niet als partij bij de mondelinge behandeling van het verzoek betrokken. Ook is de voorzieningenrechter voorbij gegaan aan de stelling van [naam 3] dat hij als gemachtigde optreedt van verzoekster I, omdat [naam 3] desgevraagd geen machtiging kon overleggen waaruit dit blijkt.
2.
Verzoekster II en het bestreden besluit II
Ter zitting is komen vast te staan dat verzoekster II geen huurster (meer) is van unit [##] en geen eigenaar. Verzoekster II heeft daarom geen rechtens te honoreren belang bij de beoordeling van haar bezwaar en verzoek. Het verzoek van verzoekster II in verband met sluiting van Unit [##] is daarom niet-ontvankelijk. Omdat de overige partijen zich niet tegen de sluiting van Unit [##] hebben gekeerd, zal de voorzieningenrechter het verzoek voor zover dat is gedaan in verband met het besluit tot sluiting van Unit [##] (het bestreden besluit II) daarom verder onbesproken laten.
3.
De bestuurlijke rapportages
Er zijn voor elke sluiting afzonderlijk bestuurlijke rapportages en aanvullende rapportages opgesteld. Veel van wat in die rapportage staat vermeld komt in alle andere rapportages ook voor, daarom hierna een samenvatting van algemene deel van de bestuurlijke rapportages en een voor de betreffende unit specifiek deel.
3.1
Algemeen deel
3.1.1
Bankieren/witwassen
Uit de bestuurlijke rapportages blijkt op dit punt het volgende:
De op 17 september 2020 gesloten bedrijfsunits [#] en [###] waren in gebruik als telecomwinkels en maken deel uit van het Midi Center te Beverwijk. De telecomwinkels in het Midi Center spelen een belangrijke rol in Nederland bij ondergronds bankieren en witwassen van criminele gelden. Witwassen is strafbaar en ondergronds bankieren trekt criminelen aan, omdat ze zonder enige vorm van controle financiële diensten verlenen. De activiteiten zijn internationaal. Naast strafrechtelijk onderzoek naar de bedrijven loopt ook een onderzoek door de FIOD en de Belastingdienst. De telecomwinkels werken bij de hiervoor genoemde activiteiten nauw samen, en er komen steeds weer nieuwe bedrijven in het Midi Center en de bedrijven veranderen voortdurend van unit, hetgeen vanuit louter zakelijk oogpunt niet voor de hand ligt. Al in 2016 zijn bij onderzoek aanwijzingen naar voren gekomen die duiden op ondergronds bankieren en witwassen door de telecomwinkels op het Midi Center. Uit ander onderzoek is gebleken dat al langere tijd grote sommen geld worden opgehaald bij de telecombedrijven. In de bestuurlijke rapportages wordt in dit verband verwezen naar de politieonderzoeken 26 Butler, Titusville en Ocala. Bij laatstgenoemde onderzoeken zijn in 2016 grote bedragen contant geld aangetroffen in units op het Midi Center. In de zaken zijn uiteindelijk transacties gesloten en is afstand gedaan van het aangetroffen geld. Onderzoek Gazelle uit 2019 geeft opnieuw een beeld van witwassen en bankieren door de telecombedrijven gevestigd in het Midi Center.
3.1.2
Openbare orde en woon- en leefklimaat
Uit de bestuurlijke rapportages blijkt op dit punt het volgende:
In de periode vanaf 2013 tot en met heden hebben ter plaatse van het Midi Center diverse incidenten plaatsgevonden, waaronder (auto-) inbraken, ramkraken, een straatroof, een vechtpartij, mishandeling, een gewapende overval, een overval op een koerier. Daarnaast zijn valse merkgoederen aangetroffen en gestolen waar, inclusief een gestolen auto. Daarnaast worden er regelmatig verdachte situaties gemeld. Ook hebben de vaste klanten van het Midi Center te maken met geweldsincidenten. Zo zou een bekende van politie/justitie, die zich stelselmatig bezig houdt met witwassen en ondergronds bankieren, al twee maal bedreigd zijn door middel van achterlating van handgranaten bij zijn bedrijf en woning.
3.1.3
Actiedagen
Uit de bestuurlijke rapportages blijkt op dit punt het volgende:
Op 27 augustus 2019 is onder leiding van het OM een actiedag geweest, onder meer bestaande uit doorzoeking van alle telecombedrijven (42 bedrijfsunits) op het Midi Center. Daarbij is onder meer € 262.000 aan contanten gelden in beslag genomen, alsmede 26 gebruikte en 8 nieuwe telmachines, alsmede vervalste merkproducten van Apple, Samsung en Nokia (vastgesteld door [naam 4] B.V., een belangenvertegenwoordiger van genoemde telefoonmerken) gestolen goederen (onder meer afkomstig van ladingdiefstal) en een voertuig met een verborgen ruimte.
Op 12 september 2019 heeft [naam 4] B.V. een aantal samples van de aangetroffen telefoonartikelen meegenomen om die te controleren op echtheid. Naar aanleiding daarvan heeft [naam 4] B.V. aangifte gedaan tegen 14 ondernemingen die zijn gevestigd op het Midi Center.
Op actiedag 2 (6 februari 2020) hebben weer onderzoekingen van het Midi Center plaatsgevonden. Daarbij zijn zeer grote hoeveelheden vervalste merkartikelen aangetroffen en in beslag genomen.
3.1.4
Verzoek aan de burgemeester
Gezien de verdenking bestaat het vermoeden dat de winkeleigenaars van de units een actieve rol spelen in het ondergronds bankieren en witwassen. Het geopend blijven van het pand zorgt ervoor dat bovenstaande criminele activiteiten zullen worden voortgezet en het gevaar voor de openbare orde blijft bestaan. Deze feiten en omstandigheden leveren voor de burgemeester grondslag op om op grond van artikel 2:80 van de APV Beverwijk 2019 handhavend op te treden. Het verzoek is om passende maatregelen te treffen met betrekking tot deze informatie
3.2
Per Unit
3.2.1
Unit [#]
Uit de bestuurlijke rapportage van 3 maart 2020 blijkt het volgende:
Op 12 september 2017 is een bedrag van € 12.680 aan contant geld aangetroffen in een stoffen tasje verborgen op het plafond. Dit geld is desgevraagd afkomstig van de [naam 5] , die eigenaar [naam 6] een maand daarvoor zou hebben overgenomen.
Daarnaast werd op andere plekken in de unit contant geld ook aangetroffen. Het gaat in totaal om € 16.075 en 1.590 GBP. Het waren onder meer grote coupures van € 500,-, € 200,- en € 100, hetgeen niet lijkt te passen bij het verhaal over de [naam 5] .
Het vermoeden is daarom dat er geen legale bron is waaruit de aanwezigheid van het contante geld kan worden verklaard. Het geld is inbeslaggenomen en zou nog niet zijn teruggegeven. Het strafrechtelijk onderzoek loopt nog. Op actiedag 2 zijn diverse dozen valse merkartikelen in beslag genomen. Het onderzoek loopt nog.
Conclusie op grond van het voorgaande: Vanwege het aangetroffen geld bestaat er gevaar voor de openbare orde. In de bedrijfsunit zijn door misdrijf verkregen zaken (geld) voorhanden, bewaard, verworven en overgedragen. Daarnaast trekt het aanwezig hebben van grote contante geldbedragen criminaliteit aan.
Uit de aanvullende rapportage van 14 juli 2020 blijkt het volgende:
De inbeslaggenomen telefoonartikelen zijn geteld en gespecificeerd. In Unit [#] zijn aangetroffen 460 Samsung-artikelen en 4 .933 Apple-artikelen. Er is sprake van verdenking van verkoop van vervalste merkartikelen, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 337, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3.2.2
Unit [###]
Uit de bestuurlijke rapportage van 3 maart 2020 blijkt het volgende:
In Unit [###] is verzoekster III gevestigd. Op actiedag 1 is een bedrag van € 37.800,- aan contanten aangetroffen, alsmede een geldtelmachine. Volgens getuigen huurt verzoekster III de unit van [naam 1] . Over het contante geld heeft verzoekster III verklaard dat dat afkomstig is van verkochte telefoons. Over de geldtelmachine is verklaard dat klanten vaak met kleine coupures komen en dat hij die dan voor hun telt.
Tijdens actiedag 2 zijn valse merkartikelen in beslag genomen.
In de aanvullende bestuurlijke rapportage is opgenomen dat 1013 Samsung-artikelen zijn aangetroffen (waarde onbekend) en 280 Apple-artikelen, alsmede 45 Warner-artikelen, 67 Marvel-artikelen en 204 Burberry-artikelen (waarde onbekend).
De bestuurlijke rapportage van 2 maart 2020 betreffende [verzoekster 4] B.V. [adres 4] beschrijft een doorzoeking van Unit [###] op 19 februari 2019, die toen nog in gebruik was bij verzoekster IV. Er is toen een bedrag van € 88.000,- aan contant geld in een kluis aangetroffen. De daarvoor gegeven verklaring was niet onaannemelijk, maar nader onderzoek heeft uitgewezen dat onwaarheden zijn verteld. Het kan daarom niet anders dan dat het geld van misdrijven afkomstig is. Daarbij is in aanmerking genomen dat er verschillende verklaringen voor de aanwezigheid van het geld zijn gegeven die tegenstrijdig zijn met de feiten verkregen uit nader onderzoek, dat ander (legale) inkomstenbronnen grotendeels lijken te ontbreken, dat geen kasadministratie met bewijsstukken van contante betalingen is overgelegd, dat zaken is gedaan met bedrijven die dienen om geld wit te wassen en dat twee geldmachines aanwezig waren. Al tijdens de eerste actiedag bleek [verzoekster 4] verhuisd naar unit [####] . In unit [####] is een bedrag van bijna € 10.000,- aan contanten aangetroffen.
4.
Bestreden besluiten
In de bestreden besluiten heeft verweerder dezelfde algemene gegevens en overwegingen opgenomen als het algemene deel van de hiervoor beschreven bestuurlijke rapportages.
Verweerder acht zich op grond van het bepaalde in artikel 2:80, eerste lid, sub b en d, van de verordening van de gemeenteraad van de gemeente Beverwijk houdende regels omtrent gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid (Apv 2019)en artikel 174 van de Gemeentewet bevoegd om tot sluiting van de units over te gaan, omdat op basis van de onderzoeksresultaten de verdenking is ontstaan dat de huurders/gebruikers van de Units [#] en [###] zich schuldig hebben gemaakt aan witwassen en ondergronds bankieren. Verweerder maakt hieraan door sluiting een einde. De sluiting is volgens verweerder noodzakelijk voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat.
5.
Beoordeling van het verzoek
5.1.1
Uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
5.1.2
Niet aannemelijk is geworden dat verzoeksters I, III en IV door sluiting van de units [#] en [###] in een financiële noodsituatie zullen komen te verkeren. Er is wel gesteld dat sluiting van de units zal leiden tot faillissementen, maar verzoeksters hebben dit op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
5.2.1
Daarbij komt dat de voorzieningenrechter in hetgeen namens verzoeksters is aangevoerd, onvoldoende grond ziet om te oordelen dat de bestreden besluiten in bezwaar geen stand zullen houden.
5.2.2
De voorzieningenrechter acht in dit verband van belang dat uit artikel 174 van de Gemeentewet in combinatie met het bepaalde in artikel 2:80, eerste lid, aanhef en onder d, van de Apv 2019 volgt dat verweerder bevoegd is om over te gaan tot sluiting van de units indien zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
Er hoeft dus voor gebruikmaking van de bevoegdheid tot sluiting niet vast te staan dat het openblijven van de units zal leiden tot een ernstig gevaar voor de openbare orde, maar slechts dat zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat dit het geval zal zijn.
5.2.3
De in de bestuurlijke rapportages en bestreden besluitvorming genoemde feiten en omstandigheden zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende om de vrees te wettigen dat het openblijven van de units een ernstig gevaar voor de openbare orde met zich mee kan brengen. Uit de onderzoeksgegevens blijkt immers onder meer van grote sommen contant geld, geldtelmachines en vervalste merkartikelen en van observaties en verklaringen die duiden op witwassen, ondergronds bankieren en/of handel in vervalste merkartikelen. De onderzoeksgegevens duiden dus op het stelselmatig plegen van strafbare feiten in en vanuit de units, hetgeen op zichzelf al een ernstig gevaar voor de openbare orde oplevert als bedoeld in artikel 2:80 van de Apv. De stelling van verzoeksters dat kan worden aangetoond dat alles legaal is maakt dit niet anders, zolang dit niet is aangetoond of aannemelijk is geworden. Voor de stelling dat verweerder niet heeft mogen uitgaan van de juistheid van de in de bestuurlijke rapportage opgesomde gegevens ziet de voorzieningenrechter onvoldoende grond. De enkele betwisting van de juistheid van die rapportages is daarvoor onvoldoende. Verzoekers hebben overigens niet betwist dat bij de actiedagen grote sommen contant geld en geldtelmachines zijn aangetroffen, noch dat de units onderwerp zijn (geweest) van grootschalig strafrechtelijk onderzoek naar witwassen en ondergronds bankieren.
5.3
De voorzieningenrechter ziet gelet op het voorgaande ook geen grond om te oordelen dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft mogen maken van zijn bevoegdheid tot sluiting van de units. Dat verweerder het belang bij het voorkomen van (het voortduren van) een ernstige inbreuk op de openbare orde zwaarder heeft laten wegen dan het belang van verzoekers bij het open blijven van de units komt de voorzieningenrechter vooralsnog niet onredelijk voor. Temeer nu niet gebleken is dat verzoekers door de sluiting in grote problemen zullen komen.
5.4
Ook de termijn waarop sluiting is bevolen komt de voorzieningenrechter niet onredelijk voor, ervan uitgaande dat die termijn voor verzoeksters lang genoeg is geweest om hun eigendommen uit de units te halen. Dat de termijn te kort was om de onschuld van verzoeksters te bewijzen doet hieraan niet af. Daarvoor is de gestelde termijn immers niet bedoeld.
5.5
De stelling dat verweerder het bestuursrecht misbruikt om het strafrecht te omzeilen kan verzoeksters niet baten. Uit de wet- en regelgeving volgt nu eenmaal dat sluiting op bestuursrechtelijke gronden is toegestaan als de openbare orde in geding is. Dit wordt door vaste rechtspraak op dit punt ook bevestigd.
6.
Conclusie
Niet aannemelijk is geworden dat verzoeksters door de besluitvorming in een financiële noodsituatie zullen komen te verkeren. Ook is niet aannemelijk is geworden dat de bestreden besluiten in bezwaar geen stand zullen houden. De voorzieningenrechter ziet daarom geen grond om een voorlopige voorziening te treffen en zal het verzoek daartoe daarom afwijzen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het verzoek van verzoekster II (zaaknummer 20/4663) niet ontvankelijk;
  • wijst de verzoeken van verzoeksters I (zaaknummer 20/4662), III (zaaknummer 20/4664 en IV (zaaknummer 20/4682) af.
Deze uitspraak is gedaan op 24 september 2020 door mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare zitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken. De uitspraak wordt gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.