ECLI:NL:RBNHO:2020:7467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
23 september 2020
Zaaknummer
8110013 CV EXPL 19-15756
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • D. Ruitinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van openstaande factuur in verband met domeinnaamovername

In deze zaak heeft de besloten vennootschap MijnDomein Hosting B.V. een vordering ingesteld tegen een eenmanszaak, vertegenwoordigd door de gedaagde, met betrekking tot een openstaande factuur voor domeinnaamdiensten. De vordering is ingesteld op 20 september 2019, waarbij MijnDomein stelt dat de gedaagde door de overname van bepaalde domeinnamen ook verantwoordelijk is voor de betaling van een factuur die betrekking heeft op een andere domeinnaam. De gedaagde betwist echter dat hij een abonnement heeft afgesloten voor deze specifieke domeinnaam en stelt dat hij niet de partij is die de openstaande factuur moet betalen.

De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. Het blijkt dat er geen rechtsgeldige overname van de overeenkomst tussen MijnDomein en de gedaagde heeft plaatsgevonden, zoals vereist is volgens artikel 6:159 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter concludeert dat er geen akte is overgelegd die de overname van rechten en verplichtingen bevestigt, en dat er geen nieuwe overeenkomst is gesloten tussen MijnDomein en de gedaagde voor de domeinnaam in kwestie. Bovendien heeft MijnDomein niet aangetoond dat de gedaagde op enige wijze contractspartij is geworden van de overeenkomst met de eerdere eigenaar van de domeinnaam.

Daarom heeft de kantonrechter de vordering van MijnDomein afgewezen en de proceskosten voor rekening van MijnDomein gesteld, aangezien deze in het ongelijk is gesteld. De gedaagde, die in persoon heeft geprocedeerd, wordt geacht geen proceskosten te hebben gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. D. Ruitinga op 27 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8110013 CV EXPL 19-15756
Uitspraakdatum: 27 mei 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MijnDomein Hosting B.V.
gevestigd te Lelystad
eiseres
verder te noemen: MijnDomein
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders (LAVG)
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n.
[eenmanszaak]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
MijnDomein heeft bij dagvaarding van 20 september 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
MijnDomein heeft vervolgens hierop schriftelijk gereageerd, waarop [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
MijnDomein is een onderneming op het gebied van het ontwikkelen, produceren en uitgeven van software. Daarnaast is MijnDomein actief op het gebied van gegevensverwerking, webhosting en aanverwante activiteiten.
2.2.
MijnDomein biedt haar klanten diensten aan die betrekking hebben op webhosting, het registreren en beheren van domeinnamen, het beheren van e-mailservers alsmede het opzetten en online houden van websites en webwinkels. Het registreren en beheren van domeinnamen geschiedt in de vorm van een abonnement, op grond waarvan klanten bij vooruitbetaling aan MijnDomein een bedrag verschuldigd zijn.
2.3.
[gedaagde] staat met zijn eenmanszaak, [eenmanszaak] , vanaf 1 januari 2009 bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder het nummer [kvk-nummer] en heeft als geregistreerd bezoekadres [adres A] .
2.4.
[betrokkene] is bestuurder van de besloten vennootschap [vennootschap] , die sedert 1991 bij de Kamer van Koophandel staat ingeschreven onder het nummer [kvk-nummer 2] en als geregistreerd bezoekadres [adres A] heeft.
2.5.
Tussen MijnDomein en [vennootschap] bestaat sinds 2007 een overeenkomst op grond waarvan MijnDomein diensten heeft geleverd, bestaande uit onder meer het opzetten dan wel het online houden van de website [domeinnaam 1] . Tot en met 2018 zijn de facturen door [vennootschap] voldaan.
2.6.
Begin 2019 heeft [gedaagde] de webadressen [domeinnaam 2] en [domeinnaam 3] van [vennootschap] overgenomen. [gedaagde] heeft vervolgens op zijn eigen naam op 3 maart 2019 een abonnement voor deze webadressen bij MijnDomein afgesloten.
2.7.
MijnDomein heeft op 23 april 2019 een factuur ten bedrage van € 29,00 inzake de abonnementskosten van de domeinnaam [domeinnaam 1] aan [vennootschap] verstuurd. Deze factuur is onbetaald gebleven.

3.De vordering

3.1.
MijnDomein vordert dat de kantonrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 69,81. Het bedrag bestaat uit de hoofdsom van
€ 29,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ten bedrage van € 0,81 (tot 12 september 2019 berekend) en de buitengerechtelijke incassokosten van € 40,00. Dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 12 september 2019 tot datum voldoening, alsmede met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
MijnDomein legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] door de overname van de domeinnamen [domeinnaam 2] en [domeinnaam 3] automatisch ook de domeinnaam [domeinnaam 1] heeft overgenomen. Deze domeinnamen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien [domeinnaam 1] een doorlink domein betreft naar de website [domeinnaam 3] en deze weer automatisch doorlinkt naar de website van [domeinnaam 2] . [gedaagde] is in zijn betalingsverplichting uit de overeenkomst toerekenbaar tekortgeschoten door de factuur, ondanks sommaties, onbetaald te laten. MijnDomein maakt aanspraak op de wettelijke rente nu [gedaagde] in verzuim is. Door het toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde] was MijnDomein genoodzaakt buitgerechtelijke kosten te maken.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. [gedaagde] stelt dat hij geen abonnement voor de domeinnaam [domeinnaam 1] . heeft afgesloten. [gedaagde] erkent dat hij op 3 maart 2019 een abonnement bij MijnDomein heeft afgesloten voor de domeinnamen [domeinnaam 3] , [domeinnaam 2] en [domeinnaam 4] . Nu [gedaagde] en zijn bedrijf op geen enkele wijze verbonden zijn aan de domeinnaam [domeinnaam 1] en dit ook niet volgt uit een overeenkomst, is [gedaagde] niet de aangesproken partij om de openstaande factuur te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
De kern van het geschil tussen [gedaagde] en MijnDomein wordt primair gevormd door de vraag of tussen [gedaagde] enerzijds en MijnDomein anderzijds een contractuele relatie tot stand is gekomen met betrekking tot de domeinnaam [domeinnaam 1] , uit hoofde waarvan [gedaagde] tot betaling van de openstaande factuur is gehouden.
5.2.
[gedaagde] stelt dat hij de factuur niet hoeft te betalen omdat hij hiervoor geen abonnement heeft afgesloten. MijnDomein stelt hiertegenover dat [gedaagde] hier wel aan dient te voldoen, omdat [gedaagde] contractspartij is geworden van de samenhangende domeinnaam [domeinnaam 1] . Zoals eerder gesteld, is de domeinnaam [domeinnaam 1] uiteindelijk een doorlinkdomein naar de website [domeinnaam 2] . Nu [gedaagde] erkent dat hij in maart 2019 wel de domeinnamen [domeinnaam 3] , [domeinnaam 2] en [domeinnaam 4] van [vennootschap] heeft overgenomen, zijn in dit kader op grond van artikel 6:159 lid 2 BW alle rechten en verplichtingen op [gedaagde] overgegaan. Daarnaast heeft [gedaagde] het hele jaar 2019 gebruikgemaakt van de domeinnaam [domeinnaam 1] en daarmee dus van de diensten van MijnDomein. Verder stelt MijnDomein dat zij redelijkerwijs er op mocht vertrouwen dat [gedaagde] van alle domeinnamen uit de overeenkomst contractspartij is geworden.
5.3.
Voor de vraag of [gedaagde] tot betaling kan worden gehouden uit hoofde van nakoming, dient vervolgens beoordeeld te worden of, zoals MijnDomein stelt, de rechtsverhouding tussen [vennootschap] en MijnDomein op enig moment is overgegaan op [gedaagde] .
5.4.
Voor een rechtsgeldige overname van een rechtsverhouding tot de wederpartij is ingevolge artikel 6:159 lid 1 van het BW vereist een akte tussen de partij bij de overeenkomst en de derde die haar rechten en verplichtingen overneemt, en voorts, de medewerking van de wederpartij. Het ligt op de weg van de partij die zijn rechten en verplichtingen aan een derde wil overdragen om de medewerking van de contractspartij aan die overdracht te verkrijgen. Daarbij is van belang dat niet mag worden verondersteld dat medewerking wel is verleend (zie ook Hoge Raad, NJ 2004/316).
5.5.
Van een zodanige akte tussen [vennootschap] en [gedaagde] is de kantonrechter niet gebleken. Vast staat dat tussen [gedaagde] en MijnDomein geen nieuwe overeenkomst voor de domeinnaam [domeinnaam 1] is overeengekomen. Ook staat vast dat [gedaagde] vanaf 2019 niet over is gegaan tot betaling van de factuur waarvoor kosten in rekening zijn gebracht voor de diensten behorende bij de website [domeinnaam 1] , zodat er geen sprake is van een stilzwijgende aanvaarding van de overeenkomst. De stelling dat MijnDomein ervan uit mocht gaan dat [gedaagde] alle domeinnamen van [vennootschap] heeft overgenomen, volgt de kantonrechter niet. Het had op de weg van MijnDomein gelegen om [gedaagde] ten tijde van de overname van het abonnement erop te wijzen dat de domeinnaam [domeinnaam 1] uiteindelijk gekoppeld is aan de domeinnaam [domeinnaam 2] . en eerstgenoemde domeinnaam nog in gebruik is. Het komt voor rekening en risico van MijnDomein dat [gedaagde] hiervan in het jaar 2019, zonder hiervoor te betalen, gebruik heeft gemaakt.
5.6.
MijnDomein heeft geen andere verklaringen of gedragingen aangedragen waaruit zij redelijkerwijze heeft kunnen begrijpen dat [gedaagde] op enig moment het contract van [vennootschap] heeft overgenomen. MijnDomein kan in haar rechtsverhouding met [gedaagde] geen aanspraken en/of rechten ontlenen aan de eerder gesloten overeenkomst met [vennootschap]
5.7.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van MijnDomein zal afwijzen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van MijnDomein, omdat zij in het ongelijk wordt gesteld. Waar [gedaagde] in persoon heeft geprocedeerd, wordt hij geacht geen proceskosten te hebben gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt MijnDomein tot betaling van de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Ruitinga en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter