In deze zaak heeft de besloten vennootschap MijnDomein Hosting B.V. een vordering ingesteld tegen een eenmanszaak, vertegenwoordigd door de gedaagde, met betrekking tot een openstaande factuur voor domeinnaamdiensten. De vordering is ingesteld op 20 september 2019, waarbij MijnDomein stelt dat de gedaagde door de overname van bepaalde domeinnamen ook verantwoordelijk is voor de betaling van een factuur die betrekking heeft op een andere domeinnaam. De gedaagde betwist echter dat hij een abonnement heeft afgesloten voor deze specifieke domeinnaam en stelt dat hij niet de partij is die de openstaande factuur moet betalen.
De kantonrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen. Het blijkt dat er geen rechtsgeldige overname van de overeenkomst tussen MijnDomein en de gedaagde heeft plaatsgevonden, zoals vereist is volgens artikel 6:159 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter concludeert dat er geen akte is overgelegd die de overname van rechten en verplichtingen bevestigt, en dat er geen nieuwe overeenkomst is gesloten tussen MijnDomein en de gedaagde voor de domeinnaam in kwestie. Bovendien heeft MijnDomein niet aangetoond dat de gedaagde op enige wijze contractspartij is geworden van de overeenkomst met de eerdere eigenaar van de domeinnaam.
Daarom heeft de kantonrechter de vordering van MijnDomein afgewezen en de proceskosten voor rekening van MijnDomein gesteld, aangezien deze in het ongelijk is gesteld. De gedaagde, die in persoon heeft geprocedeerd, wordt geacht geen proceskosten te hebben gemaakt. De uitspraak is gedaan door mr. D. Ruitinga op 27 mei 2020.