In deze zaak heeft eiser, [X], beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, Kantoor Heerlen. Het beroep is ingediend op 19 december 2019, maar de rechtbank heeft op 30 september 2020 geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft dit oordeel gebaseerd op het feit dat eiser het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft betaald. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het griffierecht in deze zaak vastgesteld op € 47. Eiser heeft verzocht om ontheffing van de betaling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar heeft geen aanvullende informatie verstrekt die zijn financiële situatie kon onderbouwen. De rechtbank heeft eiser meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiser heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor is er geen verontschuldiging voor het verzuim van de betaling aangetoond. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.