ECLI:NL:RBNHO:2020:7357

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1615
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen

Op 30 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X] en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 18 december 2019, die betrekking had op de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over het jaar 2018. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat eiser op grond van artikel 6:5, eerste lid, van de Awb verplicht is om in het beroepschrift de gronden van het beroep te vermelden. Eiser heeft echter geen beroepsgronden ingediend, ondanks een verzoek van de rechtbank om dit verzuim te herstellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangetekende brief van 10 juni 2020, waarin eiser werd verzocht om de gronden in te dienen, op 27 juni 2020 is afgehaald. Eiser heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend en geen reden gegeven voor dit verzuim.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat eiser ook in verzuim is geweest om de gevraagde machtiging en het volledige adres over te leggen. Eiser is hierop gewezen in de eerder genoemde brief. Aangezien eiser niet heeft gereageerd op deze verzoeken, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gedaan zonder openbare zitting, als gevolg van de coronamaatregelen. De uitspraak is op 30 september 2020 gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1615

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 september 2020 in de zaak tussen

[X] , eiser

(gestelde gemachtigde: T.M. Prade),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 18 december 2019, gericht tegen de aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen over het jaar 2018 met aanslagnummer [#] , beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiser heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiser bij aangetekende brief van 10 juni 2020 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Nader ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 27 juni 2020 is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend.
4. Eiser heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, en gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gevraagde machtiging en het volledige adres van eiser over te leggen. Bij de onder 3 genoemde aangetekend verzonden brief van 10 juni 2020 is eiser tevens gewezen op deze verzuimen en is hij verzocht om deze uiterlijk binnen vier weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft hierop niet gereageerd.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 september 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.