ECLI:NL:RBNHO:2020:7354

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
8080724
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur in het kader van certificatieovereenkomsten

In deze zaak heeft Cetradex Certificatie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde besloten vennootschap met betrekking tot een onbetaalde factuur die voortvloeit uit certificatieovereenkomsten. De vordering is ingesteld bij dagvaarding op 24 september 2019, waarbij de gedaagde schriftelijk heeft geantwoord. De kantonrechter heeft tussenvonnissen uitgesproken en een mondelinge behandeling gelast, die door Covid-19 maatregelen niet kon doorgaan. Cetradex heeft haar vordering verminderd na betaling van een deel van het factuurbedrag door de gedaagde, maar heeft de rest van de vordering gehandhaafd.

De feiten van de zaak tonen aan dat Cetradex en de gedaagde op 27 april 2016 en 10 mei 2016 certificatieovereenkomsten hebben gesloten. Cetradex heeft de gedaagde op 21 mei 2019 herinnerd aan de geldigheid van de certificaten en verzocht om hercertificatie. De gedaagde heeft de factuur van Cetradex, die betrekking had op de uitgevoerde certificatieactiviteiten, onder protest betaald, maar betwistte de hoogte van het factuurbedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de factuur heeft betaald, maar dat de vordering van Cetradex voor het overige toewijsbaar is.

In de beoordeling heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde niet tijdig een tegenvordering heeft ingesteld en dat de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt en heeft de vordering voor het overige afgewezen. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. Voogd op 26 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8080724 \ CV EXPL 19-7559 (WT)
Uitspraakdatum: 26 augustus 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Cetradex Certificatie B.V.
gevestigd te Roosendaal
eiseres
verder te noemen: Cetradex
gemachtigde: mr. drs. P.J.W. Vermunt, advocaat te Roosendaal
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde]
gevestigd te [vestigingsplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: [XX]

1.Het procesverloop

1.1.
Cetradex heeft bij dagvaarding van 24 september 2019 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 23 oktober 2019 een mondelinge behandeling bepaald op 3 januari 2020. Deze mondelinge behandeling is op verzoek van de gemachtigde van Cetradex aangehouden. Op 25 februari 2020 heeft Cetradex om doorhaling van de zaak verzocht. [gedaagde] heeft in reactie hierop verzocht om voortzetting van de procedure.
1.3.
De kantonrechter heeft vervolgens bij tussenvonnis van 11 maart 2020 wederom een mondelinge behandeling gelast. In verband met de Covid-19 maatregelen heeft deze mondelinge behandeling geen doorgang kunnen vinden. De kantonrechter heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld schriftelijk verder te procederen.
1.4.
De gemachtigde van Cetradex heeft hierna schriftelijk gereageerd en haar vordering verminderd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
Cetradex heeft met [gedaagde] op 27 april 2016 een certificatieovereenkomst ISO 9001 en op 10 mei 2016 een certificatieovereenkomst VCA gesloten waarin [gedaagde] aan Cetradex opdracht heeft verleend om certificatieactiviteiten te verrichten. Op deze overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van Cetradex van toepassing.
2.2.
De overeenkomsten zijn aangegaan voor onbepaalde tijd en kunnen door beide partijen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden per aangetekend schrijven worden opgezegd.
2.3.
Op 21 mei 2019 stuurt Cetradex aan [gedaagde] twee e-mails waarin zij aangeeft dat de geldigheidstermijn van de certificaten verstrijken. Zij stuurt daarbij twee overeenkomsten voor hercertificatie mee en verzoekt aan [gedaagde] deze te ondertekenen en daarna via e-mail te retourneren.
2.4.
Bij e-mail van 30 mei 2019 stuurt [gedaagde] de getekende overeenkomsten retour. Daarbij is door [gedaagde] de handgeschreven toevoeging
“Afrekening op basis van nacalculatie”aangebracht.
2.5.
De audits verbonden aan de certificatie zijn op 4 en 5 juni gehouden. Cetradex stuurt op 7 juni 2019 haar factuur genummerd CE20190600007 voor haar werkzaamheden aan [gedaagde] .
2.6.
Op 11 juni 2019 stuurt [gedaagde] aan Cetradec een e-mail met de volgende inhoud:
(…) Heden kwam uw factuur CE20190600007 onder mijn aandacht. Volgens mij is uw factuur niet in overeenstemming met hetgeen wij overeengekomen zijn. De audit heeft plaatsgevonden op 4/6 (hele dag van 8 uur) en 5/6 (halve dag van 4 uur). Daarnaast zal nog een kwart dag besteed zijn aan de administratieve afhandeling van de audit. Daarnaast hebben wij de auditrapportage nog niet ontvangen. (…)
2.7.
Bij e-mail van 5 en 31 juli 2019 en 21 november 2019 verzoekt Cetradex nogmaals aan [gedaagde] om de twee overeenkomsten te tekenen en aan Cetradex te retourneren.
2.8.
Op 28 oktober 2019 heeft [gedaagde] de auditrapportages van Cetradex ontvangen.
2.9.
Op 30 oktober 2019 heeft [gedaagde] “onder voorbehoud en protest” het factuurbedrag van € 4.749,25 betaald.

3.De vordering

3.1.
Cetradex vordert bij dagvaarding dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 5.349,18. Dit bedrag is opgebouwd uit een hoofdsom van € 4.749,25, een bedrag aan overeengekomen rente tot en met 30 september 2019 van € 157,70 en een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 599,93. Ook vordert Cetradex overeengekomen rente vanaf 30 september 2019 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en een bedrag aan nakosten.
3.2.
Cetradex legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten ter zake van (her)certificatieactiviteiten. Cetradex heeft [gedaagde] en [YY] voor haar werkzaamheden haar declaratie CE201906007 ad € 4.749,25 gezonden. [gedaagde] weigerde (aanvankelijk) deze factuur te betalen. Cetradex heeft vervolgens haar incassogemachtigde ingeschakeld. Hierdoor is [gedaagde] ook buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
Op 30 oktober 2019 heeft [gedaagde] de hoofdsom van € 4.749,25 betaald. Cetradex heeft haar vordering bij conclusie van repliek met dit bedrag verminderd met handhaving van het overige gevorderde.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] erkent dat zij met Cetradex op 21 mei 2019 een (her)certificatieovereenkomst voor een audit ISO 9001 en een audit VCA heeft gesloten. [gedaagde] heeft daarbij aangegeven te willen afrekenen op basis van nacalculatie. Dit heeft zij vermeld op de door haar getekende overeenkomst. Zij betwist de hoogte van de factuur van Cetradex en heeft niet de indruk dat alle werkzaamheden al door Cetradex zijn uitgevoerd. Nadat [gedaagde] de auditrapportage heeft ontvangen is zij onder protest overgegaan tot betaling van het factuurbedrag van € 4.749,25. Dit met het doel de voor haar onontbeerlijke certificaten te verkrijgen. Bij dupliek stelt [gedaagde] deze certificaten nog niet te hebben ontvangen en verzoekt zij de kantonrechter Cetradex te verplichten deze aan haar toe te zenden.
4.2.
Voor zover van belang zal op de standpunten van [gedaagde] hierna nog nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Vast staat dat tussen partijen op 27 april 2016 een certificatieovereenkomst ISO 9001 en op 10 mei 2016 een certificatieovereenkomst VCA is gesloten waarin [gedaagde] aan Cetradex voor onbepaalde tijd opdracht heeft verleend om jaarlijks certificatieactiviteiten te verrichten. Vast staat ook dat Cetradex de certificatiewerkzaamheden voor het jaar 2019 heeft verricht en dat Cetradex de factuur van 7 juni 2019 inmiddels heeft betaald. Het gevorderde onder I wordt daarom afgewezen. De stelling van [gedaagde] dat hij deze betaling onder protest heeft verricht maakt dit niet anders, nu [gedaagde] hieraan geen consequenties verbindt door een tegenvordering in te stellen.
5.2.
Voor zover [gedaagde] bij conclusie van dupliek afgifte van de certificaten vordert is hij daarmee te laat. De wet bepaalt in artikel 137 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat een eis in reconventie dadelijk bij het antwoord moet worden ingesteld. Dit heeft [gedaagde] niet gedaan. De kantonrechter gaat er echter wel vanuit dat deze certificaten nu aan [gedaagde] zullen worden afgegeven.
5.3.
De door Cetradex gevorderde overeengekomen rente is toewijsbaar, nu [gedaagde] hiertegen geen zelfstandig verweer heeft gevoerd.
5.4.
Cetradex maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Hiertegen is geen verweer gevoerd. De kantonrechter stelt vast dat aan de vereisten zoals gesteld in artikel 6:96 BW is voldaan. Daarmee is de vergoeding verschuldigd en zal het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.6.
Uit de dagvaarding wordt niet duidelijk dat nakoming van een andere overeenkomst wordt gevorderd dan door Cetradex is overgelegd. Op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn partijen verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking die zij geraden acht. De kantonrechter ziet in dit geval aanleiding te bepalen dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Cetradex van de overeengekomen rente over € 4.749,25 vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag van betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Cetradex van een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten van € 599,93;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter