In deze zaak heeft Cetradex Certificatie B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde besloten vennootschap met betrekking tot een onbetaalde factuur die voortvloeit uit certificatieovereenkomsten. De vordering is ingesteld bij dagvaarding op 24 september 2019, waarbij de gedaagde schriftelijk heeft geantwoord. De kantonrechter heeft tussenvonnissen uitgesproken en een mondelinge behandeling gelast, die door Covid-19 maatregelen niet kon doorgaan. Cetradex heeft haar vordering verminderd na betaling van een deel van het factuurbedrag door de gedaagde, maar heeft de rest van de vordering gehandhaafd.
De feiten van de zaak tonen aan dat Cetradex en de gedaagde op 27 april 2016 en 10 mei 2016 certificatieovereenkomsten hebben gesloten. Cetradex heeft de gedaagde op 21 mei 2019 herinnerd aan de geldigheid van de certificaten en verzocht om hercertificatie. De gedaagde heeft de factuur van Cetradex, die betrekking had op de uitgevoerde certificatieactiviteiten, onder protest betaald, maar betwistte de hoogte van het factuurbedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde de factuur heeft betaald, maar dat de vordering van Cetradex voor het overige toewijsbaar is.
In de beoordeling heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde niet tijdig een tegenvordering heeft ingesteld en dat de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt en heeft de vordering voor het overige afgewezen. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. Voogd op 26 augustus 2020.