ECLI:NL:RBNHO:2020:7353
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid in het kader van de Ziektewet met betrekking tot somatisch onvoldoende verklaarde klachten
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een Ziektewetuitkering. Eiser, die zich voor het eerst in februari 2007 ziekmeldde, ontving in de loop der jaren verschillende uitkeringen op basis van de Ziektewet en de Werkloosheidswet. Na een ziekmelding in mei 2018 werd eiser door een verzekeringsarts als arbeidsgeschikt beoordeeld, wat leidde tot een weigering van de Ziektewetuitkering per 1 oktober 2018. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2020 waren zowel eiser als verweerder niet aanwezig. De rechtbank heeft de medische beoordelingen van de verzekeringsartsen zorgvuldig bestudeerd en concludeert dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van hun oordeel. De verzekeringsarts had vastgesteld dat eiser lijdt aan somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK), maar er waren geen objectieve afwijkingen die zouden wijzen op arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende rekening heeft gehouden met de medische informatie en dat de conclusie dat eiser geschikt is voor de functie van wikkelaar, terecht is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M.L. Rogmans, rechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.