Geschil2. In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2018.
3. Eiseres bepleit een waarde van € 525.000. Eiseres heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
- De waardering geeft grote verschillen omdat met bruto-maten is gewerkt, mede vanwege het feit dat de woning ‘hoge plafonds’ heeft, terwijl het in feite gaat om een paar m² netto vloeroppervlakte;
- [B] wijkt teveel af van de woning omdat deze is verbouwd en kan daarom niet als referentieobject dienen;
- Eiseres ervaart, in tegenstelling tot bewoners van de referentieobjecten, een enorme overlast van het grootschalige bouwproject tegenover de woning. Dit is een waardedrukkende factor. De ligging van de referentieobjecten is veel vrijer en rustiger. Het bouwproject duurde drie jaar.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de waarde van € 572.000 niet te hoog is en heeft daartoe een waarderapport overgelegd dat is opgemaakt op 30 augustus 2019 door WOZ-taxateur [C] en dat naast gegevens van de woning gegevens bevat van drie vergelijkingsobjecten, alle appartementen gelegen aan de [D] te [Z] , waarvan marktgegevens bekend zijn. In dit rapport wordt de waarde van de woning getaxeerd op € 614.000. Verder heeft verweerder aangevoerd dat [B] weliswaar een luxerere woning betreft, maar dat hiermee in de waardebepaling rekening is gehouden. Verweerder betwist de overige standpunten van eiseres. Onduidelijk is waarom de hoogte van de plafonds zou afwijken van de andere objecten, die een gelijk bouwjaar hebben. Verder kennen de woning en de referentieobjecten dezelfde ligging.
5. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
6. Ingevolge artikel 17, tweede lid, Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer.
Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken wordt de waarde, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ, voor woningen bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
7. Verweerder dient aannemelijk te maken dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder hierin geslaagd. De waarde is vastgesteld aan de hand van de zogenoemde vergelijkingsmethode en de daarbij gehanteerde vergelijkingsobjecten zijn, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende met de woning vergelijkbaar om als vergelijkingsobject te dienen. Immers, de vergelijkingsobjecten zijn alle van hetzelfde bouwjaar, van hetzelfde type en zijn alle in het Park Brederode gelegen. Verder zijn de objecten kort vóór of na de waardepeildatum verkocht, met uitzondering van [E] , welk object op 21 november 2016 is verkocht en dus relatief ver van de waardepeildatum. Dit object moet komen te vervallen.
8. De resterende objecten, [F] en [B] , zijn wat omvang betreft voldoende vergelijkbaar met de woning. Het object [B] heeft zelfs dezelfde inhoud als de woning. De verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten kunnen dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning. Weliswaar vertonen deze vergelijkingsobjecten verschillen met de woning, maar verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat met deze verschillen, met name de grootte, voldoende rekening is gehouden. De stelling van eiseres dat [B] teveel afwijkt van de woning omdat deze is verbouwd en daarom niet als referentieobject kan dienen, volgt de rechtbank niet. In het waarderapport heeft de taxateur voor de onderhoudstoestand en voorzieningen van [B] een “4” (goed) gehanteerd in plaats van een “3 (voldoende)”. De prijs per kubieke meter van (afgerond) € 1.442,63 is voorts door de taxateur teruggerekend naar de kubieke meterprijs voor een gemiddelde woning (afgerond) € 1.254,46. Gelet daarop heeft verweerder voldoende met het verschil in luxe rekening gehouden. Naar het oordeel van de rechtbank staat het verkoopcijfer van het object [B] in een juiste verhouding tot de waarde van € 572.000 die verweerder voor de woning heeft gehanteerd.
9. Eiseres stelt dat de waardering grote verschillen geeft omdat er met bruto-maten is gewerkt, mede vanwege het feit dat de woning ‘hoge plafonds’ heeft, terwijl het in feite gaat om een paar m² netto vloeroppervlakte.
10. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt niet kan slagen. De woning en de vergelijkingsobjecten zijn, zo heeft eiseres niet bestreden, alle van hetzelfde bouwjaar. De foto’s tonen vergelijkbare appartementen. Daarom is aannemelijk dat de plafonds van de woning even hoog zijn als de plafonds van de vergelijkingsobjecten. Het ligt op de weg van eiseres om aannemelijk te maken dat dit niet zo is. Nu eiseres haar standpunt niet nader heeft onderbouwd met stukken, kan deze beroepsgrond niet slagen.
11. Eiseres stelt ten slotte dat zij, in tegenstelling tot de bewoners van de referentieobjecten, een enorme overlast ervaart van het grootschalige bouwproject tegenover de woning. Door de gemeente is telefonisch aan eiseres meegedeeld dat dit een uitzonderlijk project betreft en ontvankelijk is voor bezwaar. Het betreft sloop, renovatie, sanering en nieuwbouw van een groot monumentaal ziekenhuis. Het gaat zeker niet gepaard met gewone bouwoverlast. Men is al ruim voor de waardepeildatum begonnen en het project zal pas ruim na het belastingjaar worden afgerond. Er is continue geluidsoverlast en veel (bouw)stof en bouwverkeer. Deze overlast is een waardedrukkende factor.
12. De rechtbank oordeelt als volgt. Verweerder heeft de woning vergeleken met woningen die, zo heeft eiseres niet bestreden, net als de woning, zijn gelegen in het Park Brederode en die rond de waardepeildatum van 1 januari 2018 zijn verkocht. Hoewel deze objecten misschien niet, net als de woning, recht tegenover het nieuwbouwproject zijn gelegen, zullen deze woningen wel degelijk, min of meer, dezelfde overlast hiervan ervaren. De rechtbank gaat er daarom van uit dat, voor zover er al sprake is van een waardedrukkende invloed, dit tot uitdrukking komt in de verkoopprijzen die voor de vergelijkingsobjecten zijn gehanteerd. Eiseres heeft het tegendeel in ieder geval onvoldoende onderbouwd.
13. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank uit van de bijlage waardeopbouw in het rapport van verweerder, waarbij het object [E] komt te vervallen. Dit betekent dat de berekening in die zin wijzigt dat de gemiddelde gecorrigeerde transactieprijs per m³ lager wordt, hetgeen tot een lagere waarde van de opstal van de woning leidt. Vanwege het verschil tussen de vastgestelde waarde en de waarde in het taxatierapport, leidt dit echter niet tot de conclusie dat de waarde te hoog is vastgesteld.
14. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.