ECLI:NL:RBNHO:2020:7301
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van Cocensus, die de waarde van de woning voor het kalenderjaar 2019 had vastgesteld op € 301.000. Eiser stelde dat de waarde te hoog was vastgesteld en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de verschillen tussen zijn woning en de referentiewoningen, alsook met de gedateerdheid van zijn woning. Tijdens de zitting op 16 juli 2020 bleek dat de waarde niet langer in geschil was, maar enkel de vergoeding van de proceskosten. Eiser voerde aan dat hij op het verkeerde been was gezet door de discrepantie in de inhoud van de woning zoals vermeld in het taxatieverslag en de waardematrix. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden van eiser niet langer onderdeel van het geschil waren en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.