ECLI:NL:RBNHO:2020:728

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 februari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
19/1654
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van kosten van bezwaar in WOZ-zaak met betrekking tot taxatie en rechtsbijstand

In deze zaak heeft eiseres, [X] B.V., een bezwaarkostenvergoeding geclaimd in het kader van een WOZ-zaak. De rechtbank Noord-Holland heeft op 3 februari 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een WOZ-beschikking van de gemeente Haarlem, waarin de WOZ-waarde van een recreatiepark was vastgesteld op € 21.064.000. Eiseres had ter onderbouwing van haar bezwaar een taxatierapport laten opstellen door taxateur [B] van [C]. De kosten van dit rapport, die door de taxateur aan eiseres in rekening waren gebracht, waren onderwerp van geschil. Eiseres stelde dat de volledige kosten van de taxatie, die € 2.323,20 bedroegen, vergoed dienden te worden, terwijl verweerder slechts een vergoeding van € 689,70 had toegekend. De rechtbank oordeelde dat het taxatierapport in wezen een juridisch betoog was en geen taxatierapport in de traditionele zin. De rechtbank concludeerde dat de kosten van het rapport al waren inbegrepen in de forfaitaire vergoeding voor rechtsbijstand volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

Rechtbank Noord-Holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/1654
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 februari 2020 in de zaak tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres(gemachtigde: G. Gieben),

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlem, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 21 februari 2019 op het bezwaar van eiseres tegen de hierna te noemen beschikking.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 januari 2020.
Namens eiseres is A. van den Dool, kantoorgenoot van de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Marzak.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Met dagtekening 30 april 2018 heeft verweerder eiseres een WOZ-beschikking gegeven. De beschikking behelst het vaststellen van de WOZ-waarde voor het jaar 2016 van een recreatiepark op het adres [A] (het park). Met de beschikking is de waarde vastgesteld op € 21.064.000. In één geschrift is met de beschikking ook de op de WOZ-waarde gebaseerde aanslag onroerende-zaakbelastingen bekendgemaakt.
2. Eiseres heeft tegen de beschikking en de aanslag bezwaar gemaakt. Ter nadere onderbouwing van haar bezwaar heeft zij het park laten taxeren door [B] van [C] (de taxateur). De taxateur heeft het park opgenomen op 17 juli 2018 en heeft op 7 december 2018 het taxatierapport uitgebracht. Voor het in rekening brengen van de kosten van de taxatie heeft de taxateur aan eiseres een factuur uitgereikt. De factuur is gedagtekend 7 december 2018 en vermeldt 16 gewerkte uren naar een uurtarief van € 120. Vermeerderd met 21 procent omzetbelasting resulteert dit in een te betalen bedrag van € 2.323,20.
3. Bij de bestreden uitspraak op bezwaar heeft verweerder de waarde gehandhaafd, maar de tariefcode gewijzigd van niet-woning naar woning en aan eiseres een proceskostenvergoeding toegekend van € 1.197,70, bestaande uit een vergoeding van de kosten van professionele rechtsbijstand van € 508 en een vergoeding van de kosten van de taxatie van € 689,70. Bij het laatstgenoemde bedrag is verweerder uitgegaan van zes gewerkte uren naar een tarief van € 95 per uur, verhoogd met 21 procent omzetbelasting.
4. Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In geschil is de hoogte van de vergoeding van de taxatiekosten. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het door de taxateur in rekening gebrachte bedrag geheel moet worden vergoed en heeft daarvoor – kort weergegeven – aangevoerd dat de totale tijdsbesteding voor de inpandige opname, de taxatie en het opstellen van het taxatierapport zestien uur was omdat het object een incourant object is dat moest worden gewaardeerd naar de gecorrigeerde vervangingswaarde, hetgeen meer tijd kost dan een inpandige woningtaxatie, en dat een tarief van € 120 per uur bij de taxatie van een dergelijke complex object redelijk is.
5. Verweerder stelt zich op het standpunt dat een vergoeding ter grootte van zes arbeidsuren tegen een tarief van € 95, exclusief omzetbelasting, meer dan redelijk is omdat in de bezwaarfase alleen in geschil was of het object moest worden gewaardeerd als een woning of als een niet-woning. In het taxatierapport is, aldus nog steeds verweerder, te lezen dat voor wat betreft de waardering is aangesloten bij de taxatie van de gemeente.
6. Op grond van de aanhef en onderdelen a en b van artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) komen voor vergoeding onder meer in aanmerking de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht. Het bedrag van de kosten van rechtsbijstand wordt vastgesteld volgens het zogenoemde puntensysteem zoals dat is opgenomen in de Bijlage bij het Besluit.
7. In het taxatierapport worden verschillende waardebegrippen uiteengezet. Dat de taxateur bij de taxatie van het park één van de daarbij genoemde waarderingsmethoden heeft gehanteerd, blijkt niet uit het rapport. Uit het rapport en uit hetgeen daarover door partijen over en weer is aangevoerd komt naar voren dat de taxateur zich voor de waarde heeft aangesloten bij een eerder door verweerder vastgestelde waarde. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat in oktober 2018 tussen partijen een hoorgesprek heeft plaatsgevonden en in december 2018, dus toen de door partijen aangenomen waarde al bekend was, het taxatierapport is opgemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is het taxatierapport voor het overgrote deel daarvan geen rapportage van een taxatie in de eigenlijke betekenis van het woord, maar bevat het een – overigens uitstekend – juridisch betoog over waardebegrippen en waarderingsmethoden en de daarop betrekking hebbende jurisprudentie. In zoverre is het rapport onderdeel van verleende rechtsbijstand en moeten de kosten daarvan worden geacht te zijn begrepen in de in 3 genoemde, kennelijk volgens het puntensysteem vastgestelde, vergoeding van de kosten van rechtsbijstand en biedt het Besluit voor een extra vergoeding voor het opmaken van het rapport geen ruimte.
8. Omdat verweerder aan eiseres een vergoeding voor de kosten van het taxatierapport heeft toegekend, hoewel een lagere vergoeding dan eiseres voorstaat, is tussen partijen kennelijk niet in geschil dat het rapport, althans voor een deel, moet worden aangemerkt als een rapport van een deskundige in de zin van onderdeel b van artikel 1 van het Besluit. Gelet op het in 7 gegeven oordeel komen de werkzaamheden van de taxateur alleen voor wat betreft het vaststellen van status van het park – woning of niet-woning – in aanmerking voor een vergoeding naast de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Zoals onder meer blijkt uit de bij het taxatierapport behorende fotoreportage, lijkt voor het vaststellen van deze status een eenvoudige zichtwaarneming voldoende. Voor deze werkzaamheden acht de rechtbank een vergoeding, berekend naar zes arbeidsuren tegen een tarief van € 95, zeker niet te laag.
9. Op grond van het vorenstaande heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van H. van Lingen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.