Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,
.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een voormalig groepsbegeleider in de zorg, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had een Ziektewetuitkering ontvangen, maar deze werd per 10 december 2019 stopgezet op basis van een medisch onderzoek dat concludeerde dat zij niet toegenomen arbeidsongeschikt was. Eiseres had eerder een uitkering ontvangen, maar na een medische beoordeling werd vastgesteld dat zij in staat was om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen in een andere functie, namelijk als baliemedewerker.
Eiseres heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsartsen haar klachten niet goed hadden beoordeeld en dat zij lijdt aan fibromyalgie en andere medische aandoeningen die haar functioneren belemmeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden om tot hun conclusies te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigen beleving van eiseres van haar klachten niet doorslaggevend was voor de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de weigering van de Ziektewetuitkering terecht was. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Eiseres kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.