ECLI:NL:RBNHO:2020:7207

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 september 2020
Publicatiedatum
15 september 2020
Zaaknummer
HAA 19/5548
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake omgevingsvergunning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 16 september 2020, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. J.W. Ebbink, een proceskostenveroordeling aangevraagd tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. De zaak betreft een aanvraag omgevingsvergunning die op 8 januari 2019 door eisers is ingediend voor het omzetten en verbouwen van een wagenschuur/veestal tot een zelfstandige woning. De gemeente heeft deze aanvraag op 11 november 2019 geweigerd, waarna eisers op 12 december 2019 beroep hebben ingesteld. Tijdens de procedure heeft de gemeente op 22 juni 2020 aangegeven dat de aanvraag opnieuw was beoordeeld en dat de reguliere procedure van toepassing was, wat betekende dat de vergunning van rechtswege was verleend omdat de beslistermijn was overschreden.

Eisers hebben hun beroep op 9 juli 2020 ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren, maar verweerder heeft besloten niet te reageren. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder zitting. In de overwegingen van de rechtbank wordt ingegaan op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank concludeert dat de kosten voor rechtsbijstand, die door eisers zijn gemaakt, voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 525,- en het griffierecht van € 174,- dient ook vergoed te worden door verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Sector bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , eisers(gemachtigde: mr. J.W. Ebbink),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder.

Procesverloop

Op 8 januari 2019 hebben eisers bij verweerder een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het omzetten en verbouwen van de wagenschuur/veestal met bestemming daarvan tot een zelfstandige woning op het perceel [het perceel] . Bij brief van 1 april 2019 heeft verweerder eisers medegedeeld de aanvraag in behandeling te nemen en dat hierop de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is.
Bij besluit van 11 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder deze aanvraag geweigerd.
Eisers hebben op 12 december 2019 tegen dit besluit een beroepschrift ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 22 juni 2020 gesteld dat hij naar aanleiding van het ingestelde beroep de aanvraag nader heeft beoordeeld. Verweerder heeft geconcludeerd dat op de aanvraag van eisers de reguliere procedure van toepassing was. Dit houdt in dat verweerder op grond van artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht uiterlijk op 25 april 2019 een beslissing op de aanvraag had moeten nemen. Verweerder stelt vast dat deze datum inmiddels is verstreken. Dat betekent dat de vergunning van rechtswege is verleend.
Eisers hebben het beroep bij brief van 9 juli 2020 ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep hebben eisers verzocht om verweerder ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 14 juli 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder stelt bij brief van 4 augustus 2020 af te zien van de gelegenheid te reageren op het verzoek van eisers.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit). In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiseres is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. De rechtbank stelt vast dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder tegemoet is gekomen aan eisers en dat eisers tegelijk met de intrekking van het beroep hebben verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
4. De kosten die eisers vergoed wensen te zien hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank. Deze komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Daaruit volgt dat deze kosten ingevolge het Besluit € 525,-
zijn in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
5. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eisers betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,- te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 16 september 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.