ECLI:NL:RBNHO:2020:7199

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 augustus 2020
Publicatiedatum
14 september 2020
Zaaknummer
15.050805-20 en 15.119641.20 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal met braak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 augustus 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en pogingen tot diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1989 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan acht (pogingen tot) diefstallen en twee opzethelingen, waarbij hij zich toegang tot de voertuigen had verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en meerdere schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 november 2019 tot en met 15 november 2019 in Zandvoort en Haarlem verschillende auto-inbraken heeft gepleegd, waarbij hij goederen heeft weggenomen die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de verweren van de verdediging verworpen, waarbij zij oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie passend geacht, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15.050805-20 en 15.119641.20 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraakdatum: 20 augustus 2020
Tegenspraak ex artikel 279 van het Wetboek van Strafvordering
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 6 augustus 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in [detentieadres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M. Duin, en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Met betrekking tot parketnummer 15/050805-20:
Feit 1hij in of omstreeks de periode van 09 november 2019 tot en met 11 november 2019 te Zandvoort uit een auto geparkeerd aan de [adres] een of meer goederen, te weten:
- een jas en/of
- een of meer (zonne)brillen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] (pagina 243 aangifte) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaatsen van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 2hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 11 november 2019 te Zandvoort, (uit een of meerdere auto’s geparkeerd aan de [adres] en [adres] aldaar) een of meer goederen, te weten:
- een of meer (zonne)brillen van [slachtoffer 2] (Pagina 85 aangifte) en/of
- een of meer USB snoeren van [slachtoffer 3] (Pagina 102 aangifte) en/of
- een onderhoudsboekje en/of een oplaadkabel van [slachtoffer 4] (Pagina 109 aangifte) en/of;
- een (zonne)bril van [slachtoffer 5] (Pagina 127 aangifte) en/of
- een navigatiesysteem van [slachtoffer 6] (Pagina 75 aangifte)en/of
- een of meer (zonne)brillen van [slachtoffer 7] (Pagina 99 aangifte) en/of
in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan anderen toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaatsen van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 3hij op of omstreeks 11 november 2019 te Zandvoort, op de [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen uit een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] (pagina 133 aangifte), weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, een raam van de auto van die [slachtoffer 8] heeft vernield en/of de auto heeft doorzocht en/of in het dashboardkastje heeft gekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4hij op één of meer tijdstippen in de periode van 11 november 2019 tot en met 12 november 2019 te Zandvoort, (uit een of meerdere auto’s geparkeerd op vakantiepark Centreparcs aan de Vondellaan aldaar) een of meer goederen, te weten:
- een (zonne)bril en/of een Gucci brillenkoker van [slachtoffer 9] (pagina 95 aangifte) en/of;
- een sporttas en/of een portemonnee met inhoud (bankpassen, geld, paspoort en/of een rijbewijs) en/of een mobiele telefoon en/of een zonnebril en/of laarzen van [slachtoffer 10] (pagina 120 aangifte);
in elk geval enige goederen, die geheel of ten dele aan anderen toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaatsen van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 5hij in of omstreeks de periode van 14 november 2019 tot en met 15 november 2019 te Zandvoort uit een auto geparkeerd aan de [adres] , een of meer goederen, te weten;
- accuboren en/of
- een laptop en/of
- zonnebrillen en/of
- pinpassen en/of andere pasjes op naam van [slachtoffer 11] ,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 11] (Pagina 54, aangifte), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Met betrekking tot parketnummer 15/119641-20:
Feit 1hij op of omstreeks 1 mei 2020 te Haarlem een navigatiesysteem (merk TomTom), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Feit 2hij op of omstreeks 15 april 2020 te Zandvoort een gereedschapkoffer, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 13] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen gereedschapkoffer onder zijn bereik heeft gebracht door een ruit van een voertuig (toebehorend aan die [slachtoffer 13] ) in te slaan in elk geval door middel van braak en/of verbreking;
Feit 3hij op of omstreeks 15 april 2020 te Zandvoort, een goed te weten een zonnebril heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 4hij op of omstreeks 15 april 2020 te Zandvoort, een goed te weten een USBstick heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 5hij op of omstreeks 17 april 2020 te Haarlem een life hammer, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 14] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2.1
Beroep op nietigheid van de dagvaarding
Met betrekking tot het ten laste gelegde feit 3 onder parketnummer 15/119641-20 heeft de raadsman bepleit dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard, omdat de tenlastelegging onvoldoende concreet is. Zo staat niet in de tenlastelegging vermeld wie de eigenaar zou zijn van de betreffende bril. Aangezien in dit dossier sprake is van inbeslagname van een grote hoeveelheid brillen, is niet duidelijk op welke bril deze tenlastelegging is toegespitst. Bovendien is het de vraag of deze bril aan aangever [naam] toebehoort. [naam] heeft naar aanleiding van een omschrijving van de onder verdachte inbeslaggenomen bril door de politie weliswaar verklaard dat die bril de zijne moet zijn, maar daarmee staat nog niet vast dat aangever de bril ook daadwerkelijk zou herkennen bij het zien van de bril. Uit het dossier blijkt namelijk dat een andere aangever na een aanvankelijke herkenning op grond van een beschrijving van een bril door de politie bij het zien van diezelfde bril, de bril toch niet herkende.
Ten aanzien van feit 4 onder hetzelfde parketnummer heeft de raadsman eveneens bepleit dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard, omdat niet duidelijk is op welke usb-stick wordt gedoeld in de tenlastelegging.
2.2
Oordeel van de rechtbank
Uit de tenlastelegging in samenhang gezien met het dossier blijkt dat het tenlastegelegde ziet op de zonnebril die onder verdachte in beslag is genomen en die zou toebehoren aan aangever [naam] . De rechtbank is van oordeel dat het voor verdachte voldoende duidelijk moet zijn geweest wat hem met betrekking tot het ten laste gelegde feit 3 onder parketnummer 15/119641-20 verweten wordt. De door de raadsman opgeworpen twijfels met betrekking tot de herkenning van de betreffende zonnebril door aangever zien op de vraag of het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank verwerpt ook het verweer ten aanzien van feit 4, nu uit de tenlastelegging, bezien in samenhang met het dossier, blijkt dat het verwijt slechts kan zien op de onder verdachte in beslag genomen usb-stick die zou toebehoren aan aangever [naam] . De tenlastelegging is ook ten aanzien van dit feit voldoende duidelijk.
2.3
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder de parketnummers 15/119641-20 en 15/050805-20 ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de ten laste gelegde braak en/of verbreking bij de feiten 1 en 5 onder parketnummer 15/050805-20.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot parketnummer 15/050805-20:
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle feiten dient te worden vrijgesproken, nu zich in het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevinden waaruit blijkt dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
Hij heeft daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat zich weliswaar twee NFI-rapportages in het dossier bevinden, waaruit blijkt dat DNA van verdachte is aangetroffen in bloedsporen in twee auto’s die betrokken waren bij auto-inbraken in Zandvoort, maar dat niet duidelijk is in welke auto’s deze DNA sporen zijn aangetroffen. Bovendien impliceert de vaststelling dat het bloed van verdachte in één auto is aangetroffen, niet dat verdachte zich dan ook schuldig moet hebben gemaakt aan de andere ten laste gelegde auto-inbraken. Ook het feit dat de diefstallen kort achter elkaar zijn gepleegd en dat de plaatsen delict dicht bij elkaar liggen, is onvoldoende voor de conclusie dat verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor alle tenlastegelegde inbraken.
De vraag is verder of de gestolen spullen die op het terrein en in het vakantiehuisje [nummer] van Center Parcs in Zandvoort zijn gevonden, met verdachte in verband kunnen worden gebracht. Er kan immers niet worden vastgesteld dat verdachte in dat huisje verbleef en of dat daar wellicht ook nog andere personen verbleven in die periode. Niemand kan bevestigen dat verdachte daadwerkelijk in dat huisje heeft verbleven. De beveiliger heeft enkel verklaard dat hij een man in donkere kleding uit dat huisje zag stappen. Het is dus onduidelijk of verdachte de persoon was die uit dat huisje kwam.
Ook is niet gezien dat verdachte de in het vakantiehuisje aangetroffen spullen daar naartoe heeft gebracht. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat hij wist dat de spullen in het huisje lagen, laat staan dat hij wist dat de spullen gestolen waren. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte over de aangetroffen gestolen spullen beschikkingsmacht had. Er zijn op de gestolen spullen immers geen sporen van verdachte aangetroffen. Tevens is de modus operandi niet specifiek genoeg. Er is sprake van braakschade, maar dat is in zijn algemeenheid bij de meeste auto-inbraken het geval. Nu op basis van dit dossier de betrokkenheid van verdachte direct noch indirect bij de ten laste gelegde auto-inbraken kan worden vastgesteld, is er onvoldoende bewijs dat hij deze inbraken daadwerkelijk heeft gepleegd.
Met betrekking tot parketnummer 15/119641-20:
De raadsman heeft zich met betrekking tot het eerste feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het tweede feit heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning van verdachte door een verbalisant op basis van de door getuige [getuige] aangeleverde videobeelden, niet betrouwbaar is omdat het signalement onvoldoende specifiek is en getuige [getuige] het incident op een flinke afstand van de plaats delict heeft gefilmd. Daarnaast zijn de gestolen spullen niet bij verdachte aangetroffen en zijn er ook geen sporen van verdachte gevonden op de spullen. Verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken.
Ook ten aanzien van het derde en vierde feit heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Het is bij het derde feit niet duidelijk of de inbeslaggenomen zonnebril de zonnebril betreft waar de aangifte betrekking op heeft. Met betrekking tot het vierde feit had de tenlastelegging meer specifiek moeten zijn over de aangever aan wie de betreffende USB-stick toebehoort. Dat de USB-stick aan aangever [naam] toebehoort, omdat zijn foto’s op die stick staan opgeslagen, blijkt niet uit de tenlastelegging.
Tenslotte heeft de raadsman zich ten aanzien van het vijfde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/050805-20 ten laste gelegde feiten 1 en 5 heeft gepleegd door middel van braak en/of verbreking, en spreekt verdachte van dit deel van de tenlasteleggingen vrij.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt voor het overige tot bewezenverklaring van de onder de parketnummers 15/119641-20 en 15/050805-20 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3
Bewijsmotivering met betrekking tot parketnummer 15/050805-20
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/050805-20 genoemde (poging) auto-inbraken en diefstallen heeft gepleegd op grond van de bewijsmiddelen opgenomen in de bijlage en overweegt daartoe als volgt.
Vakantiehuisje [nummer] op Center Parcs te Zandvoort en herkenning gestolen spullen
Naar aanleiding van een melding op 14 november 2019 dat er een zwerver op het terrein van Center Parcs te Zandvoort zou lopen, heeft de beveiligingsmedewerker aldaar de beelden van de ter plaatse aanwezige beveiligingscamera bekeken. Hij zag een man in de richting van vakantiehuisje [nummer] lopen met in zijn handen een lichtkleurige tas en een donkere tas. De politie werd gewaarschuwd en het viel de beveiligingsmedewerker op dat in huisje [nummer] , waar bijna nooit iemand is, licht brandde. Tevens zag hij dat het onderste raam bij de voordeur was verwijderd. Na aankomst van de politie op het park en aankloppen op de deur ging het licht in huisje [nummer] uit. Kort daarop zag de beveiligingsmedewerker aan de achterkant van het huisje een blanke man met een blauwe jas met een lichtkleurige en een zwarte tas in zijn handen naar buiten komen via de schuifpui. De beveiliger wilde de man tegenhouden maar de man rende weg. Tijdens de achtervolging door de beveiliger en één van de verbalisanten heeft hij de twee tassen in de bosjes gegooid. Hierna zijn zij de man uit het oog verloren. Vervolgens heeft de politie met hulp van een politiehond het terrein uitgekamd en werd er een kale, blanke man in een blauwe jas (verdachte [verdachte] ) aangetroffen die zich had verstopt in de bosjes. De beveiliger en de verbalisanten hebben de man herkend als de man die zij vanaf het huisje [nummer] hebben achtervolgd. Tijdens de aanhouding van verdachte is er een pasjeshouder met vier bankpassen uit één van zijn zakken gevallen op naam van [slachtoffer 11] . In de bosjes werden een plastic tas van Albert Heijn, met daarin twee Makita boormachines, en een zwarte aktentas, met daarin een laptop, gevonden. Bij het opstarten van de laptop was op het startscherm een foto te zien van [slachtoffer 11] . Vervolgens is het huisje [nummer] doorzocht en bleken er diverse spullen in de woning rond te slingeren, waaronder een schrift en een aantal passen met daarop de naam van [slachtoffer 11] . [slachtoffer 11] heeft deze spullen herkend als zijn eigendom en heeft bevestigd dat deze spullen op 14 november 2019 uit zijn auto zijn gestolen. Ook lagen er diverse (oplaad)kabels in het huisje en is er in een slaapkamer op de begane grond in een openstaande kledingkast een tas vol met (zonne)brillen gevonden. De zonnebrillen die in het huisje [nummer] zijn aangetroffen, zijn op een later moment herkend door de aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11] , als zijnde hun eigendom. Deze kabels en brillen zijn in de periode tussen 9 november 2019 en 14 november 2019, al dan niet door middel van braak, weggenomen uit hun auto’s. Voorts is namens een medewerkster van Center Parcs bij de politie een rapportage ingeleverd. Hieruit bleek dat ze op 18 november 2019 bij de hotelreceptie is aangesproken door een man die in gebrekkig Nederlands, Engels en Pools aan haar vertelde dat er in [nummer] een Poolse man zat, genaamd [verdachte] . [verdachte] zou kaal zijn en ongeveer 1.80 meter lang. Hij zou autoruiten inslaan en spullen stelen uit auto's. Hij kende [verdachte] omdat hij altijd gestolen waren van hem kreeg aangeboden.
Gelet op de herkenning van verdachte door de verbalisanten en de beveiliger als de persoon die via de schuifdeur aan de achterkant uit het huisje wegrende en daarbij twee tassen weggooide in de bosjes, het aantreffen van gestolen spullen in die twee tassen in de bosjes, het aantreffen van gestolen spullen in het huisje, de bij verdachte aangetroffen gestolen pashouder en de bevindingen omtrent de verklaring van [getuige] , stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat verdachte in november 2019 enige tijd gebruik maakte van het vakantiehuisje [nummer] , dat in dit huisje gestolen spullen lagen en dat verdachte over die gestolen spullen vrijelijk kon beschikken.
Tijdverloop en plaatsen delict
Voor wat betreft de auto-inbraken bij aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 8] kan worden vastgesteld dat deze auto-inbraken in een kort tijdsbestek in de avond van 11 november 2019 zijn gepleegd. Al deze inbraken vonden plaats in auto’s die geparkeerd stonden in de buurt van de [adres] en de [adres] te Zandvoort. Op 11 november 2019 wordt omstreeks 10.00 uur geconstateerd dat er spullen zijn weggenomen uit de auto van aangever [slachtoffer 1] , die haar auto in de [adres] had geparkeerd op 9 november 2019 om 18.00 uur. Alle straten bevinden zich in directe nabijheid, hemelsbreed maximaal 150 meter, van elkaar en liggen op korte afstand van het terrein van Center Parcs te Zandvoort alwaar, zoals hiervoor al is vastgesteld, verdachte zich ten tijde van de gepleegde feiten ophield. Verder zijn de auto-inbraken bij aangevers [slachtoffer 10] en [slachtoffer 9] in de loop van de nacht van 11 november 2019 op 12 november 2019 gepleegd. Deze auto’s stonden geparkeerd op het terrein van Center Parcs aan de Vondellaan te Zandvoort, derhalve ook vlakbij de toenmalige verblijfplaats van verdachte.
Aantreffen DNA-spoor
Na de inbraak op 11 november 2019 in de witte Renault Twingo met kenteken [kenteken] van aangeefster [slachtoffer 8] is in dit voertuig een bloedspoor aangetroffen waarvan een monster voor nader onderzoek is ingestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). Het DNA-profiel van dit bloedspoor levert een match op met het volledig DNA-profiel van verdachte, waarbij de berekende frequentie kleiner is dan één op één miljard. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat het aangetroffen bloedspoor een daderspoor is. Een aannemelijke verklaring voor de aanwezigheid van het bloedspoor in deze auto, die zou kunnen leiden tot het oordeel dat het bloed niet van verdachte afkomstig is dan wel dat het bloed geen verband houdt met de inbraak, is door de verdediging niet gegeven en ook niet op een andere manier aannemelijk geworden.
Uit het voorgaande blijkt dat de inbraken in en de diefstallen uit de verschillende auto’s in korte tijd hebben plaatsgevonden, dat de auto’s dicht bij elkaar geparkeerd stonden en dat het DNA van verdachte in één van die auto’s is aangetroffen. Ook stelt de rechtbank vast dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten in huisje [nummer] op Center Parcs verbleef en bij verdachte en in en rondom dat huisje veel spullen zijn aangetroffen, die op een later moment door diverse aangevers zijn herkend als uit hun auto’s gestolen. De rechtbank komt gelet hierop en op basis van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, tot de conclusie dat voldoende wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de onder parketnummer 15/.050805-20 ten laste gelegde diefstallen, al dan niet met braak, heeft gepleegd.
In de zaken van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 10] zijn er geen gestolen goederen door aangevers herkend. De rechtbank acht deze auto-inbraken echter eveneens wettig en overtuigend bewezen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bijlage en hetgeen hiervoor is overwogen. Daartoe overweegt de rechtbank dat ook bij deze auto-inbraken sprake is van inbraken gepleegd in de nabijheid van Center Parcs, in dezelfde gebieden (namelijk hemelsbreed maximaal 150 meter van elkaar, ten zuiden van Center Parcs of op het park Center Parcs zelf), in hetzelfde korte tijdsbestek (namelijk de avond en nacht van 11 op 12 november 2019) en op dezelfde manier (door middel van het inslaan van een ruit) als de andere inbraken. In samenhang bezien versterken die feiten en omstandigheden bovendien het bewijs in elk van die zaken en in zoverre zijn deze over en weer redengevend.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit onder parket nummer 15/119641-20 overweegt de rechtbank nog dat de herkenning door aangever [naam] van zijn gestolen zonnebril aan de hand van de beschrijving van die bril door de politie als bewijsmiddel wordt gebruikt, nu aangever [naam] specifieke kenmerken van zijn gestolen bril kan noemen, zoals het merk, type, de kleurstellingen en het registratie nummer en die kenmerken exact overeen komen met de onder verdachte in beslag genomen zonnebril.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Met betrekking tot parketnummer 15/050805-20:
Feit 1hij in de periode van 9 november 2019 tot en met 11 november 2019 te Zandvoort uit een auto geparkeerd aan de [adres] goederen, te weten:
- een jas en
- (zonne)brillen,
toebehorend aan [slachtoffer 1] heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 2hij op 11 november 2019 te Zandvoort, uit meerdere auto’s geparkeerd aan de [adres] en [adres] aldaar goederen, te weten:
- (zonne)brillen van [slachtoffer 2] en
- USB snoeren van [slachtoffer 3] en
- een onderhoudsboekje en een oplaadkabel van [slachtoffer 4] en
- een zonnebril van [slachtoffer 5] en
- een navigatiesysteem van [slachtoffer 6] en
- (zonne)brillen van [slachtoffer 7] toebehorend aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaatsen van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 3hij op 11 november 2019 te Zandvoort, op de [adres] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om goederen uit een auto, in elk geval enig goed, toebehorend aan [slachtoffer 8] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, een raam van de auto van die [slachtoffer 8] heeft vernield en de auto heeft doorzocht en in het dashboardkastje heeft gekeken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 4hij in de periode van 11 november 2019 tot en met 12 november 2019 te Zandvoort, uit meerdere auto’s geparkeerd op vakantiepark Center Parcs aan de Vondellaan aldaar goederen, te weten:
- een zonnebril en een Gucci brillenkoker van [slachtoffer 9] en
- een sporttas en een portemonnee met inhoud (bankpassen, geld, paspoort en een rijbewijs) en een mobiele telefoon en een zonnebril en laarzen van [slachtoffer 10] ,
toebehorend aan [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaatsen van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 5hij op 14 november 2019 te Zandvoort uit een auto geparkeerd aan de [adres] , een of meer goederen, te weten;
- accuboren en
- een laptop en
- zonnebrillen en
- pinpassen en andere pasjes op naam van [slachtoffer 11] ,
toebehorend aan [slachtoffer 11] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Met betrekking tot parketnummer 15/119641-20:
Feit 1hij op 1 mei 2020 te Haarlem een navigatiesysteem, merk TomTom, toebehorend aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen navigatiesysteem onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Feit 2hij op 15 april 2020 te Zandvoort een gereedschapkoffer toebehorend aan [slachtoffer 13] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, namelijk door een ruit van een voertuig (toebehorend aan die [slachtoffer 13] ) in te slaan;
Feit 3hij op 15 april 2020 te Zandvoort, een zonnebril voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 4hij op 15 april 2020 te Zandvoort, een USB-stick voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 5hij op 17 april 2020 te Haarlem een life hammer, toebehorend aan [slachtoffer 14] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Met betrekking tot parketnummer 15/050805-20:
Feit 1diefstal
Feit 2diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
Feit 3poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 4diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
Feit 5diefstal
Met betrekking tot parketnummer 15/119641-20:
Feit 1diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 2diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Feit 3opzetheling
Feit 4opzetheling
Feit 5diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is ten opzichte van vergelijkbare gevallen. Verdachte heeft nu lang genoeg vast gezeten en dient zo snel mogelijk in vrijheid te worden gesteld.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig plegen van auto-inbraken en diefstallen, waarbij persoonlijke spullen, zoals onder meer (zonne)brillen, telefoons, navigatiesystemen en (bank)passen van de benadeelden zijn weggenomen. Verdachte heeft bij de auto-inbraken de auto’s met grof geweld opengebroken en een spoor van vernieling achtergelaten. Verdachte heeft hiermee bij de gedupeerden veel overlast, ergernis en schade veroorzaakt. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin en heeft zich er kennelijk geen moment om bekommerd dat auto-inbraken ernstig inbreuk kunnen maken op de gevoelens van veiligheid van de gedupeerden. Voorts veroorzaken dergelijke feiten maatschappelijke onrust in de buurten waarin ze gepleegd worden.
Blijkens het hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 25 juni 2020 is verdachte recentelijk, op 10 januari 2020, al eerder voor het plegen van soortgelijke misdrijven veroordeeld. De rechtbank weegt dit mee in strafverzwarende zin.
Verdachte heeft niet willen verklaren over zijn persoonlijke omstandigheden en ook zijn namens verdachte geen persoonlijke omstandigheden aangevoerd waarmee rekening zou moeten worden gehouden bij de strafoplegging. Gelet op het voorgaande en gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan een vrijheidsbenemende straf worden opgelegd.
De rechtbank hecht bij de strafoplegging belang aan de oriëntatiepunten zoals deze zijn neergelegd in het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. In deze oriëntatiepunten wordt in geval van recidive voor het plegen van één diefstal uit een auto, niet in vereniging, uitgegaan van een onherroepelijke gevangenisstraf voor de duur van zes weken. Op basis hiervan acht de rechtbank de strafeis van de officier van justitie passend.

7.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.072,49 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 15/050805-20 zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit:
- het veilig stellen van de auto op de avond van de diefstal: € 34,05
- gemaakte uren terugbrengen tijdelijke huurauto (4 uren) € 27,24
- gemaakte uren voor het doen van aangifte (8 uren) € 54,48
- gemaakte uren inleveren huurauto (4 uren) € 27,24
- vergoeding leesbril € 800,-
- vergoeding zonnebril op sterkte € 462,-
- aanschaf leesbril € 613,-
- gemaakte uren voor administratie (8 uren) € 54,48
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze vordering geheel dient te worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Aangezien de gestolen brillen aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] zijn teruggegeven, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat hij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Voorts is de door de benadeelde partij gestelde schade aan de gestolen brillen niet onderbouwd. Gelet op het feit dat de brillen wat ouder zijn, is het gebruikelijk een percentage van de nieuwwaarde uit te keren. Het is verder onduidelijk waarom de verzekering niets heeft vergoed. Dat de noodzaak bestond om een nieuwe bril aan te schaffen maakt niet dat verdachte daarvoor moet betalen. De vordering is dan ook onvoldoende onderbouwd. Met betrekking tot de urendeclaratie heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat de schade met betrekking tot de urenvergoeding ad
€ 197,49 rechtstreeks voortvloeit uit het ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 15/050805-20. De vordering zal voor dit deel worden toegewezen.
Met betrekking tot de gevorderde schade voor de brillen is de rechtbank van oordeel dat deze deels voor vergoeding in aanmerking komt.
De aanschaf van de nieuwe leesbril ad € 613,- komt in zijn geheel voor vergoeding in aanmerking, aangezien de benadeelde partij, doordat hij de gestolen brillen niet direct terug heeft gekregen, genoodzaakt was om een nieuwe leesbril te kopen.
Met betrekking tot de vergoeding van de zonnebril op sterkte, is vastgesteld dat de benadeelde partij deze bril uiteindelijk heeft teruggekregen en dat deze in 2013 is aangeschaft. Gelet op het feit dat deze bril inmiddels is verouderd, komt de gevorderde schade deels voor vergoeding in aanmerking, namelijk voor een bedrag van € 250,-. De gevorderde schade voor de leesbril van € 800,- wordt afgewezen, omdat reeds een bedrag van € 613,- voor de aanschaf van een nieuwe leesbril wordt toegewezen en niet valt in te zien waarom twee leesbrillen zouden moeten worden vergoed, nu sprake is van diefstal van één leesbril en één zonnebril.
De vordering zal worden toegewezen voor een bedrag van € 1.060,49, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 (parketnummer 15/050805.20) bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal met braak), aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 6]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 171,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 15/050805.20 zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit de aanschaf van een navigatiesysteem ad € 171,-.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze vordering geheel dient te worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat het in geval van een nieuw aangeschaft navigatiesysteem de vraag is of die prijs vergelijkbaar was met het oude navigatiesysteem en dient de waarde daarvan te worden geschat.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het ten laste gelegde feit 2, onder parketnummer 15/050805.20 en dat het verzochte bedrag een redelijke vergoeding betreft voor het gestolen navigatiesysteem. De vordering zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 (parketnummer 15/050805.20) bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met braak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 7]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 109,83 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit 3 onder parketnummer 15/050805-20 zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit vervanging van de autoruit vanwege vernieling door braakschade.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat deze vordering geheel dient te worden toegewezen, inclusief wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde rechtstreeks voortvloeit uit het ten laste gelegde feit 2 onder parketnummer 15/050805.20. De vordering zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
11 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, thans begroot op nihil.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 (parketnummer 15/050805.20) bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstal met braak] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 9]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 413,09 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit 4 onder parketnummer 15/050805.20 zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit een vergoeding voor een gestolen zonnebril.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsman heeft zich inzake de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank stelt vast dat door de benadeelde partij [slachtoffer 9] niet is onderbouwd dat de geleden schade groter is dan het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 57, 63, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummers 15/050805-20 en 15/119641.20 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder parketnummers 15/050805-20 en 15/119641.20 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZESTIEN (16) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.060,49, bestaande uit vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 2]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.060,49en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal is maximaal
twintig (20) dagengijzeling van toepassing. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 6]geleden schade tot een bedrag van
€ 171,-, bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 6] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 6]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 171,-en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal is maximaal
drie (3) dagengijzeling van toepassing. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 7]geleden schade tot een bedrag van
€ 109,83, bestaande uit materiële schade en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 7] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 7]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 109,83, en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal is maximaal
twee (2) dagengijzeling van toepassing. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 9]niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.D. Gunster, voorzitter,
mrs. E.C. Smits en J.C. van den Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 augustus 2020.
Mr. M.D. Gunster en mr. J.C. van den Bos zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.