Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
(…)1.2. Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt als garage, opslag van goederen en tevens kantoorruimte. (…)2.1. Van deze overeenkomst maken deel uit de ‘ALGEMENE BEPALINGEN HUUROVEREENKOMST KANTOORRUIMTE’ en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230A BW’ (…)6. Het in 12.1 algemene bepalingen bedoelde bedrag van de borgsom wordt bij deze tussen partijen vastgesteld op € 2.268,75. (…)Bijzondere bepalingen1. Het gehuurde wordt opgeleverd met toilet, pantry; entresol, lichtarmaturen (TL) en C.V. heater (eigendom van verhuurder). (…)3. Huurder mag een demontabele kantoorruimte aanbrengen en aanpassingen aan vloer (bv plaatmateriaal over tegels) plaatsen.4. Huurder mag het elektra netwerk uitbreiden.5. Huurder mag aan achterzijde een doorgang maken. Mits geplaatst en geleverd, vooraf bepaald door verhuurder, erkend bedrijf. Aansprakelijkheid bij eventuele schade achtergevel, zoals bijv. inbraak/vernieling is voor rekening en risico huurder. Bij einde huurovereenkomst, dient huurder deze doorgang weer door erkend bedrijf te laten verwijderen en in de oude staat terug te brengen.6. Bovenstaande punten zijn voor rekening en risico van huurder. (…)7. Verhuurder zal voor haar rekening en risico zorgdragen voor het plaatsen en leveren van 2 lichtkoepels in het dak op nog nader te bepalen plaats en tijdstip.8. Verhuurder zal voor haar rekening en risico op nog nader te bepalen tijdstip en in goed overleg met huurder een garagedeur aan de voorzijde laten installeren. (…)De huurprijs bedraagt volgens dit contract € 756,25 per maand inclusief omzetbelasting.
(…) Ik heb even gewacht totdat het stof is neergedaald en op een signaal van jou dat je vrijwillige medewerking zult verlenen aan het verschaffen en blijven verschaffen van het volledige huurgenot aan mij. Dit betekent voor de goede orde dat de verhuurder aanal zijn verplichtingenmoet voldoen, niet slechts het afgeven van de sleutels (zie vonnis 6.5.) (…)Ik lees in het vonnis (zie punt 6.6.) dat ik pas huurpenningen verschuldigd ben vanaf het moment dat ik daadwerkelijk het volledige huurgenot zal genieten. Vóórdat zover is moet een aantal (praktische) punten worden geregeld: (…)
(…) Met uw schrijven wekt u de indruk dat u pas huur bent verschuldigd nadat alle aanpassingen zijn gerealiseerd. Hiermee slaat u de plank mis. De kantonrechter heeft geconstateerd dat de huurovereenkomst die op 23 april 2018 voorlag, per 1 mei 2018 van kracht is. Zou cliënte deze huurovereenkomst zijn nagekomen, dan zouden de door u gewenste aanpassingen ook niet gereed zijn terwijl u wel huur verschuldigd was. (…)
Bij e-mail van 1 november 2019 heeft de gemachtigde van [eiser] aan de gemachtigde van [gedaagde] laten weten:
(…) Cliënte heeft de door uw cliënt betaalde huur terugbetaald omdat uw cliënt geen huurgenot heeft en dus ook geen huur is verschuldigd. Hij wordt dringend verzocht ook de komende maanden geen huur over te maken. Doet hij dat wel, dan zal dat onverwijld worden geretourneerd. (…) De huurovereenkomst is nog niet ontbonden. Zolang deze niet is ontbonden, zal cliënte de loods ook niet worden verhuurd aan een derde. (…)
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
Voor wat betreft die aanpassingen is in de huurovereenkomst niet bepaald wanneer deze gereed dienden te zijn. Daaruit moet worden afgeleid dat de feitelijke uitvoering van de betreffende werkzaamheden niet van invloed was op de huurbetalingsverplichting: ook indien tussen partijen geen geschil zou zijn gerezen over het bestaan van de huurovereenkomst en de aanpassingen aan het gehuurde, was de huur verschuldigd voordat de aanpassingen feitelijk gereed waren. In de huurovereenkomst is de betalingsverplichting expliciet gekoppeld aan de ingangsdatum van de huur (zie artikel 4.9.). Er staat geen voorwaarde betreffende de ingangsdatum voor het verschuldigd zijn van de huur gekoppeld aan het gereed zijn van de aanpassingen. Gesteld noch gebleken is dat partijen een dergelijke voorwaarde voor ogen hadden. Over de maand juni 2018 heeft [gedaagde] voorts uit eigen beweging de huur betaald en toen was zelfs nog geen aanvang gemaakt met de aanpassingen.
De verplichting om een waarborgsom te betalen, staat los van het al of niet verschaffen van het huurgenot en had, ook als het verweer van [gedaagde] zou slagen, betaald moeten worden. Het niet betalen van de huur en de waarborgsom is een tekortkoming van voldoende gewicht om de ontbinding te rechtvaardigen.
De voorwaardelijke vordering tot vergoeding van kosten die [gedaagde] heeft gemaakt, zal worden afgewezen nu deze niet nader is onderbouwd.
6.De beslissing
€ 574,51 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 juni 2019 tot de dag van algehele voldoening waarop in mindering strekt datgeen wat [gedaagde] uit hoofde van het incidentele vonnis aan achterstallige huur heeft betaald;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;