ECLI:NL:RBNHO:2020:7169

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
11 september 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 145
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van de medaille trouwe en langdurige dienst aan buitengewoon opsporingsambtenaren

Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA), en de korpschef van politie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef, waarin zijn aanvraag voor de medaille 'Trouwe en langdurige dienst binnen de Nederlandse politie' werd afgewezen. De korpschef stelde dat alleen medewerkers die formeel zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak in aanmerking komen voor deze medaille, en dat de eiser, ondanks zijn 12½ jarig ambtsjubileum, niet aan deze voorwaarde voldeed omdat hij geen politiediploma had en enkel op basis van een BOA-certificaat werkte.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef een te beperkte uitleg had gegeven aan de relevante regelgeving, met name het 'Besluit medaille trouwe en langdurige dienst Nederlandse politie'. De rechtbank concludeerde dat de eiser, als BOA, wel degelijk onder de definitie van 'ambtenaar' viel zoals bedoeld in het Besluit, en dat het niet aan de korpschef was om te bepalen wie in aanmerking kwam voor de medaille. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de korpschef op om de eiser voor te dragen voor de medaille. Tevens werd het betaalde griffierecht aan de eiser vergoed.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een juiste interpretatie van de wetgeving met betrekking tot de toekenning van onderscheidingen aan ambtenaren, en bevestigt dat ook BOA's recht kunnen hebben op erkenning voor hun langdurige dienst.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/145

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

De korpschef van politie, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Stové).

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser in verband met zijn 12½ jarig ambtsjubileum een gratificatie toegekend en hem een legpenning “Trouwe en langdurige dienst binnen de Nederlandse politie” toegekend.
Bij besluit van 11 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft overeenkomstig artikel 2, eerste lid, van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid plaatsgevonden op 3 september 2020, via een telefoon-/beeldverbinding (skype). Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is in 2016 geplaatst als [functie] (een executieve functie). Hij beschikt echter niet over een politiediploma, maar verricht zijn uitvoerende (opsporings)taken op basis van een BOA-certificaat. Hij is niet formeel aangesteld voor de uitvoering van de politietaak als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012. Hij valt als BOA wel onder artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet.
2. Eiser heeft bij zijn 12½ jarig ambtsjubileum een legpenning ontvangen. Eiser meent echter dat hij recht heeft op de medaille.
3. Verweerder heeft zicht op het standpunt gesteld dat alleen medewerkers die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak een medaille ontvangen. Dat wordt gebaseerd op artikel 3 van het ‘Besluit medaille trouwe en langdurige dienst Nederlandse politie’ en een interne gedragslijn, die erop neerkomt dat de formele aanstelling doorslaggevend is en niet de feitelijke werkzaamheden.
4. Eiser heeft aangevoerd dat - kort samengevat - verweerder hem ten onrechte heeft uitgesloten voor een medaille. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat hij als BOA met de uitvoering van politietaken belast is, en valt onder de definitie van ‘ambtenaar’, als bedoeld in het Besluit, die voor een medaille in aanmerking komt.
5. De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende. Het toekennen van de medaille is, gelet op het Besluit, niet de bevoegdheid van verweerder, maar van de minister van Justitie en Veiligheid. Op grond van artikel 4 van het Besluit is het echter wel aan verweerder om een aanvraag in te dienen (bij de Kanselarij der Nederlandse Orden), waarna de medaille verstrekt wordt. Zoals ter zitting is besproken zal het beroep van eiser worden opgevat als zijnde gericht tegen het niet door verweerder voordragen van eiser voor een medaille.
6.1
Volgens het Besluit (artikel 1, onder f) wordt onder ambtenaar verstaan:
1°. de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Politiewet 2012;
2°. de ambtenaar bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van de Politiewet 2012 voor zover hij in de hoedanigheid van buitengewoon opsporingsambtenaar, als bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering, met uitvoerende politietaken is belast;
3°. De ambtenaar bedoeld in artikel 2, onderdeel d, van de Politiewet 2012.
6.2
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser is aan te merken als ambtenaar, zoals beschreven in artikel 1, onder f, ten tweede, van het Besluit is aan te merken.
6.3
In artikel 3 van het Besluit staat dat een medaille wordt toegekend aan de ambtenaar die gedurende een periode van 12½, 25 of 40 jaren werkzaam is binnen de politie en is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Volgens verweerder kan dit slechts betrekking hebben op de ambtenaren van politie als bedoeld onder ten eerste, omdat die ingevolge de Politiewet 2012 zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. BOA’s zijn niet als zodanig aangesteld, maar zijn belast met uitvoerende politietaken. De uitleg die verweerder aan artikel 3 van Besluit geeft, betekent dus dat de hele categorie politiemedewerkers die onder ten tweede vallen - de BOA’s - nimmer in aanmerking kunnen komen voor een medaille. Zoals verweerder ter zitting heeft bevestigd zijn er immers geen BOA’s die ook zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak. Dat roept de vraag op waarom de BOA’s dan wel uitdrukkelijk als ‘ambtenaar’ in de zin van het Besluit zijn aangemerkt. Indien het de bedoeling van het Besluit zou zijn geweest enkel de politieambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak een medaille toe te kennen, zou een dergelijke vermelding niet in de rede hebben gelegen. Uit de toelichting op artikel 3 van het Besluit valt wel op te maken dat ambtenaren van politie die bijvoorbeeld louter administratieve werkzaamheden verrichten uitgesloten zijn van toekenning van een medaille, maar niet dat dit ook voor BOA’s geldt. Verder is in artikel 4, tweede lid, van het Besluit neergelegd dat het bevoegd gezag bij de aanvraag een verklaring overlegt dat het een ambtenaar betreft als bedoeld in artikel 1, onder f. Ook dat wijst er niet op dat BOA’s uitgesloten zouden zijn van het toekennen van de medaille.
6.4
Het vorenstaande brengt de rechtbank tot conclusie dat verweerder een te beperkte uitleg aan het bepaalde in artikel 3 van het Besluit heeft gegeven. Verweerder heeft dan ook niet kunnen weigeren eiser voor te dragen voor een medaille. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat verweerder opdracht verstrekt zal worden eiser voor te dragen voor de medaille.
7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
-draagt verweerder op een aanvraag voor de medaille voor eiser in te dienen bij de Kanselarij der Nederlandse Orden;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 17 september 2020 door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
Bijlage

Politiewet 2012

Artikel 2
Ambtenaren van politie in de zin van deze wet zijn:
a. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
b. ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;
c. vrijwillige ambtenaren die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;
d. ambtenaren van de rijksrecherche die zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, onderscheidenlijk voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de rijksrecherche.

Politiewet 1993

Artikel 3
1. Ambtenaren van politie in de zin van deze wet zijn:
a. ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak;
b. ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;
c. vrijwillige ambtenaren, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak.
2 Onder ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, worden mede begrepen: de bijzondere ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 43.