Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser, werkzaam als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA), en de korpschef van politie. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de korpschef, waarin zijn aanvraag voor de medaille 'Trouwe en langdurige dienst binnen de Nederlandse politie' werd afgewezen. De korpschef stelde dat alleen medewerkers die formeel zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak in aanmerking komen voor deze medaille, en dat de eiser, ondanks zijn 12½ jarig ambtsjubileum, niet aan deze voorwaarde voldeed omdat hij geen politiediploma had en enkel op basis van een BOA-certificaat werkte.
De rechtbank oordeelde dat de korpschef een te beperkte uitleg had gegeven aan de relevante regelgeving, met name het 'Besluit medaille trouwe en langdurige dienst Nederlandse politie'. De rechtbank concludeerde dat de eiser, als BOA, wel degelijk onder de definitie van 'ambtenaar' viel zoals bedoeld in het Besluit, en dat het niet aan de korpschef was om te bepalen wie in aanmerking kwam voor de medaille. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de korpschef op om de eiser voor te dragen voor de medaille. Tevens werd het betaalde griffierecht aan de eiser vergoed.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een juiste interpretatie van de wetgeving met betrekking tot de toekenning van onderscheidingen aan ambtenaren, en bevestigt dat ook BOA's recht kunnen hebben op erkenning voor hun langdurige dienst.