Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
Op 20 juli 2020 heeft de wrakingszitting plaatsgevonden. De wrakingskamer heeft bij vonnis van 27 juli 2020 geoordeeld dat het wrakingsverzoek ongegrond is.
2.De feiten
‘(…)You are employed at Turkish Airlines Amsterdam (‘’Turkish Airlines’’) on the basis of an employment agreement since 18 September 2000 (‘the‘’Employment Agreement’’).
3.Het verzoek
€ 90.000,00 bruto, althans een door U, E.A., in goede justitie te bepalen billijke vergoeding;
dagen na dagtekening van de in deze te wijzen beschikking.
[Werknemer] voert aan dat het niet ongebruikelijk is binnen Turkish Airlines om ook voor privépersonen tickets aan te maken en te verkopen. Om te kunnen zien welke prijs er wordt aangeboden voor een dergelijke vlucht is het een gebruikelijke methode om testtickets aan te maken op fictieve namen, aangezien het systeem ‘test’ in de naam niet accepteert. Dat dit onder het personeel van Turkish Airlines een gebruikelijke werkwijze is volgt ook uit de overgelegde verklaringen. Het is voorts niet ongebruikelijk dat er contant betaald wordt, die betaling wordt vervolgens gestort op rekening van Turkish Airlines. [werknemer] erkent dat hij een fout heeft gemaakt door deze tickets te boeken met gebruikmaking van EMD’s van reisagenten en door deze tickets vervolgens niet direct te annuleren. Hij betwist dat hij opzettelijk dan wel frauduleus heeft gehandeld, hij is alleen vergeten die annulering direct op 18 maart 2020 door te voeren. Hij gebruikte op dat moment antidepressiva.
4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek
5.De beoordeling
Nog daargelaten de vraag waarom [werknemer] intern niet heeft gemeld dat de FQBB-code niet bruikbaar zou zijn geweest die dag, is vastgesteld dat de door hem gebruikte namen niet verzonnen of fictief waren. Turkish Airlines heeft met een passagierslijst aangetoond dat deze twee passagiers voorkomen op een boeking van een van de reisagenten. Daarbij komt nog dat [werknemer] in zijn verzoekschrift stelt dat hij die dag de vier tickets voor [familie A] wilde afhandelen en dat hij een paar keer geprobeerd had om testtickets aan te maken om de prijs te bepalen en vervolgens testtickets op fictieve (‘verzonnen’) namen had aangemaakt om de prijzen te kunnen inzien, terwijl hij in zijn verklaring van 19 maart 2020 het heeft over ‘daarnaast moest ik 2 buitenlandse reizigerstests doen’. Eerst ter zitting verklaart hij over de FQBB-code die niet zou hebben gewerkt. De kantonrechter vindt het verhaal van [werknemer] omtrent het gebruik van testtickets ongeloofwaardig, ook omdat hij hierover wisselende verklaringen heeft afgelegd.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven, omdat daarvoor een dringende reden aanwezig was. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de genoemde feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Immers, die feiten en omstandigheden zijn van dien aard dat het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van handelen of nalaten van de werknemer dat, mede gezien de voorbeelden genoemd in de wetsgeschiedenis, als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. Dat betekent dat de transitievergoeding niet verschuldigd is en het verzoek van [werknemer] zal worden afgewezen.