ECLI:NL:RBNHO:2020:7098

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
15/007706-20
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot doodslag en bedreiging, maar bewezenverklaring van openlijke geweldpleging en wegmaken van wapen

Op 11 september 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident in Den Helder op 11 oktober 2019. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en bedreiging, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging en het wegmaken van een wapen. De zaak kwam aan het licht na een drugsdeal die misliep, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer, [slachtoffer], hebben omsingeld en hem meerdere keren hebben geslagen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van poging tot doodslag en bedreiging, maar dat de openlijke geweldpleging en het wegmaken van het wapen wel bewezen konden worden. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 170 dagen, gelijk aan de tijd die hij al in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van het geweld en de impact daarvan op de samenleving, en vond het belangrijk om een signaal af te geven tegen drugsgerelateerd geweld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/007706-20 (P)
Uitspraakdatum: 11 september 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] (Irak),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Visser en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
Primair
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [betrokkene] en/of [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een of meerdere vuurwapen(s) een of meermalen in de richting van die [betrokkene] en/of [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] en/of [betrokkene] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders opzettelijk dreigend een of meer vuurwapens en/of een of meer op een vuurwapen gelijkend voorwerp(en) getoond en/of gericht en/of afgeschoten op [slachtoffer] en/of [betrokkene] en/of die vuurwapens en/of op vuurwapen gelijkende voorwerpen heeft/hebben (door)geladen;
Feit 2
Primair
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder, althans in Nederland, met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten de Verkeerstorenweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- geven van een kopstoot en/of
- naar de grond werken en/of trekken van [slachtoffer] en/of
- meermalen slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van [slachtoffer] ;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder [slachtoffer] heeft mishandeld door deze
- een kopstoot te geven en/of
- naar de grond te werken en/of te trekken van [slachtoffer] en/of
- meermalen te slaan/stompen in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van [slachtoffer] ;
Feit 3
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder, nadat op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder, althans in Nederland, enig misdrijf, te weten poging doodslag, dan wel bedreiging was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een voorwerp, waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd en/of andere sporen van dat misdrijf, te weten een (vuuur)wapen heeft vernietigd, weggemaakt, verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie heeft onttrokken;
Feit 4
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Den Helder, althans in Nederland, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 25 (kogel)patronen (centraal vuur, volmantel) van het kaliber 9mm voorhanden heeft gehad.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte weliswaar heeft bekend dat hij een wapen heeft weggemaakt, maar dat niet kan worden bewezen dat met dat wapen een misdrijf was gepleegd, te weten poging tot doodslag op [betrokkene] en/of [slachtoffer] dan wel bedreiging van deze personen. Evenmin kan het wapen als een spoor van dit misdrijf worden gezien. Met betrekking tot feit 4 heeft de raadsman aangevoerd dat niet is geverbaliseerd waar en onder welke omstandigheden, tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte, de munitie is aangetroffen. Bij gebrek daaraan en nu verdachte tijdens de doorzoeking niet alleen in de woning was en zich ten aanzien van dit feit op zijn zwijgrecht beroept, kan niet worden bewezen dat verdachte de munitie voorhanden heeft gehad.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 2 primair kan worden bewezen, nu verdachte dit feit van meet af aan heeft bekend.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak feit 1 en feit 4
Feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair ten laste is gelegd. De rechtbank overweegt daartoe dat het dossier – afgezien van enkele aanwijzingen dat verdachte ‘iets’ in zijn handen heeft gehad – geen, althans onvoldoende, bewijs bevat dat verdachte op enig moment een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) in handen heeft gehad en daarmee heeft geschoten in de richting van [betrokkene] en/of [slachtoffer] en/of deze personen daarmee heeft bedreigd. Evenmin bevat het dossier bewijs dat tussen verdachte en zijn [medeverdachte] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt van het handelen van [medeverdachte] . Verdachte zal daarom van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Feit 4
In navolging van het betoog van de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken, nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de betreffende munitie voorhanden heeft gehad in de zin van de Wet wapens en munitie. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is munitie aangetroffen. Uit het proces-verbaal van aanvraag van deze doorzoeking volgt dat naast verdachte ook nog een andere (tweede) persoon op het adres stond ingeschreven. Voorts blijkt uit het dossier dat op het moment van de doorzoeking – naast verdachte – nog een andere (derde) persoon op het adres aanwezig was. Gelet hierop en nu het dossier geen enkele informatie bevat over de precieze locatie waar de munitie is aangetroffen en de omstandigheden waaronder, kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap had van deze munitie en dat hij daarover kon beschikken.
3.3.2.
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.3.
Bewijsoverweging feit 3
Bij vonnis van heden in de strafzaak met parketnummer 15/007776-20 heeft de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verklaard dat [medeverdachte] , [betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door opzettelijk dreigend een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [betrokkene] te richten. Voornoemd vonnis is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Anders dan door de raadsman is aangevoerd, staat hiermee vast en acht de rechtbank (ook) in de zaak van verdachte bewezen dat met dit wapen een misdrijf is gepleegd, namelijk bedreiging van [betrokkene] . Verdachte heeft bekend dat hij, na dit misdrijf, nadat het wapen uit handen van [medeverdachte] was gevallen, het wapen van de grond heeft gepakt en heeft weggemaakt, door dit in het kanaal te gooien. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit.
3.3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2
Primair
hij op 11 oktober 2019 te Den Helder, met anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten de Verkeerstorenweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- geven van een kopstoot en
- naar de grond werken van [slachtoffer] en
- meermalen slaan in het gezicht van [slachtoffer] ;
Feit 3
hij op of omstreeks 11 oktober 2019 te Den Helder, nadat op 11 oktober 2019 te Den Helder enig misdrijf, te weten bedreiging, was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten, een voorwerp waarmede dat misdrijf was gepleegd, te weten een wapen, heeft weggemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2 primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 3
nadat enig misdrijf is gepleegd, met het oogmerk om het te bedekken of de nasporing of vervolging te beletten of te bemoeilijken, voorwerpen waarop of waarmede het misdrijf gepleegd is, wegmaken.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 170 dagen, zijnde de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht geen ruimte meer overlaat voor (aanvullende) strafoplegging.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] . Op 11 oktober 2019, vlak voor middernacht, had verdachte een afspraak met [slachtoffer] bij de McDonalds in Den Helder in verband met een (soft)drugsdeal, waarover zij die dag reeds eerder contact hadden gehad. Verdachte is samen met anderen naar deze afspraak gegaan. Toen bleek dat [slachtoffer] de drugs niet (meer) wilde of kon leveren, gaf verdachte hem een kopstoot. Vervolgens hebben verdachte en zijn medeverdachten [slachtoffer] omsingeld en ingesloten, zodat [slachtoffer] zich niet aan de situatie kon onttrekken, en hebben zij hem meerdere keren in het gezicht geslagen en hem uiteindelijk naar de grond gewerkt.
Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachten in de eerste plaats pijn veroorzaakt bij [slachtoffer] . Het openlijke gewelddadig handelen van verdachten draagt daarnaast bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij de initiator van het geweld tegen [slachtoffer] is geweest. Hij heeft bovendien het grootste aandeel in het geweld gehad. Aan dit drugsgerelateerde geweld dient een halt te worden toegeroepen.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het wegmaken van het wapen waarmee zijn [medeverdachte] , nadat op hem het vuur was geopend, [betrokkene] had bedreigd. Verdachte heeft het wapen van de grond gepakt, is vervolgens weggerend en heeft het wapen – naar zijn eigen zeggen – in het kanaal gegooid.
Door dit handelen heeft verdachte de opsporing bewust gefrustreerd en politie en justitie de mogelijkheid ontnomen om meer duidelijkheid te verkrijgen over hetgeen zich die avond precies heeft afgespeeld. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft de rechtbank gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 juni 2020, waaruit blijkt dat verdachte in 2016 is veroordeeld wegens overtredingen van de Opiumwet en bedreiging.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 15 april 2020, opgemaakt door [reclasseringswerker] , werkzaam bij Reclassering Nederland.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf zoals door de officier van justitie is gevorderd, passend en geboden is. Verdachte heeft deze straf, vanwege zijn voorarrest, reeds uitgezeten.

7.Beslissing ten aanzien van het beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten één doos patronen (G1102620), dient te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit hiervan is in strijd met de wet en het algemeen belang.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36b, 36c, 57, 63, 141 en 189 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder
1, primair en subsidiair, en 4is ten laste gelegd en
spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
170 (honderdzeventig) dagen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- 1 DS Patronen (G1102620).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Lamboo, voorzitter,
mr. S. Jongeling en mr. C.H. de Jonge van Ellemeet, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 september 2020.
[bijlage I: de bewijsmiddelen]
[bijlage II: het vonnis in de zaak van [medeverdachte] met parketnummer 15/007776-20]