6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte, een hoogbejaarde man, heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn ex-vrouw. Nadat aangeefster in de ochtend van 4 juli 2019 in de woning van verdachte was gekomen, en daar blijkens een filmpje op haar telefoon kwam om zich spullen toe te eigenen, is het tot een handgemeen gekomen tussen verdachte en aangeefster. Daarbij heeft verdachte in een uitbarsting van geweld aangeefster meermalen geslagen met een kapmes, waarna zij op meerdere plekken op haar lichaam (ernstig) gewond is geraakt. Wat er ook zij van het als neerbuigend en krenkend aan te merken gedrag van aangeefster, dit rechtvaardigt niet de keuze van verdachte om zo te handelen. Door deze handelwijze heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Het is bovendien algemeen bekend dat dergelijke gewelddadige gebeurtenissen grote impact hebben op slachtoffers, hetgeen ook uit de door aangeefster ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring blijkt. Aangeefster heeft immers PTSS opgelopen naar aanleiding van het incident. Daarnaast brengen zulke gebeurtenissen sterke gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 februari 2020, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder, zij het buiten de recidivetermijn, terzake van een ernstig soortgelijk geweldsdelict (doodslag) onherroepelijk is veroordeeld. De rechtbank heeft die eerdere veroordeling niet in de zin van artikel 43a Sr in het nadeel van verdachte mee laten wegen.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het Triple onderzoek Pro Justitia rapport, gedateerd 20 november 2019, opgesteld door onder meer R.A. Sterk, klinisch psycholoog en M.C. Heus, psychiater. Dit rapport houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Er is bij betrokkene sprake van het samengaan van intellectuele beperkingen, die al op jonge leeftijd zichtbaar waren en als zwakbegaafd kunnen worden geclassificeerd, met een persoonlijkheidsstoornis, waarbij met name narcistische trekken zichtbaar zijn. Er is sprake van een egocentrische houding en een nog zwak geïntegreerde gewetensfunctie. Voorts is er sprake van minderwaardigheidsgevoelens die hij overdekt met het tegendeel, namelijk gevoelens van grootheid. Wanneer hij geraakt wordt in zijn minderwaardigheidsgevoelens kan hij gekrenkt reageren. Voorts is er sprake van een verstoorde emotie- en agressieregulatie welke zich kenmerkt door een alles of niets dynamiek, waarbij agressieve gevoelens enigszins geremd lijken en incidenteel kunnen leiden tot acting out gedrag. De beperkte intellectuele capaciteiten versterken de reeds met de persoonlijkheidsstoornis samenhangende beperkte reflectieve vermogens.
Onderzoekers concluderen dat er sprake is van een verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en het ten laste gelegde. Er was sprake van diverse aspecten van zijn persoonlijkheidsproblematiek in combinatie met zijn beperkte intellectuele capaciteiten die van invloed lijken te zijn geweest op zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde. Deze invloed was fors. Er lijkt sprake van een gedeeltelijke doorwerking. Betrokkene moet in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het ten laste gelegde in te kunnen zien. Hij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om zijn wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. De rechtbank wordt geadviseerd om het ten laste gelegde - indien bewezen - betrokkenein verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de adviezen van de deskundigen verenigen. De rechtbank neemt de conclusies van deze deskundigen over, maakt deze tot de hare en acht verdachte voor het bewezenverklaarde feit verminderd toerekeningsvatbaar.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de hoogte van de gevangenisstraf – naast hetgeen hiervoor is overwogen – rekening gehouden met de gevorderde leeftijd van verdachte en met het gegeven dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Een gevangenisstraf conform de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht – zoals door de raadsman van verdachte is bepleit –, doet naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende recht aan de ernst van het feit.
TBS met voorwaarden
De rechtbank heeft bij de beantwoording van de vraag of aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden dient te worden opgelegd, de hierboven besproken Triple Pro Justitia rapportage betrokken. Het rapport houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op de geconstateerde psychische problematiek, met name de persoonlijkheidsstoornis, waar zijn emotie- en agressieregulatieproblemen een aspect van vormen. Echter gezien de hoge leeftijd van betrokkene, de gehardheid van de geconstateerde psychische problematiek en de intellectuele beperkingen wordt de veranderbaarheid van betrokkene als gering ingeschat. Behandeling lijkt derhalve niet erg zinvol. Aandacht dient met name uit te gaan naar risicomanagement. Betrokkene dient dan ook geplaatst te worden in een beschermde woonsetting met 24-uurs zorg waarbij voldoende toezicht gehouden kan worden op zijn sociale interacties en de relaties die hij aangaat. Tevens is onder bewind voering nodig om financieel misbruik van betrokkene door derden te voorkomen. Daarnaast is het van belang dat hij daginvulling krijgt, waarbij er onder andere aandacht is voor zijn gevoel nuttig of waardevol te zijn. Het toezicht is langdurig nodig. Betrokkene zou idealiter middels goede woonbegeleiding spanningen die in zijn mogelijk toekomstige relaties ontstaan bespreekbaar kunnen maken en daarmee verminderen. De kans dat hij dit alsnog aan kan leren lijkt, zoals reeds gesteld, niet reëel.
Hetgeen resteert is een maatregel tbs, waarbij toezicht ook voor langere tijd mogelijk is. Hierbij lijkt het aanbieden van een plaatsing in een beschermde woonsetting met 24 uurs zorg in het kader van een maatregel tbs met voorwaarden toereikend. Alhoewel hij nauwelijks ziekte-inzicht en -besef heeft lijkt hij zich aan de voorwaarden te kunnen houden, temeer daar hij goed gedijt in een situatie met duidelijkheid en structuur. Indien hij zich in tweede instantie toch niet kan houden aan de voorwaarden dan kan de tbs met voorwaarden omgezet worden in een tbs met dwangverpleging. In beide gevallen zou gedacht kunnen worden aan plaatsing in een instelling als Hoeve Boschoord (Trajectum), een instelling die onder andere forensische zorg verleent aan mensen met een licht verstandelijke beperking.
Het risico op herhaling van gewelddadig gedrag binnen een relatie wordt op de langere termijn matig-hoog ingeschat.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsadvies (TBS met voorwaarden), gedateerd 14 februari 2020, opgesteld door [reclasseringswerker] , werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. De reclassering acht het kader van TBS met voorwaarden een passende maatregel om een strikt extern risicomanagement te kunnen voeren. Echter, gezien het ontbreken van behandelmogelijkheden zal de maatregel enkel ingezet kunnen worden om risico's te beperken door dit externe risicomanagement en wordt geen gedragsverandering verwacht van verdachte. Tenslotte is de praktische uitvoerbaarheid van de maatregel in het geding omdat tot op heden, ondanks een intensieve zoektocht, nog geen beschermde woonvorm c.q. verblijfplaats is gevonden voor verdachte in de regio Hoorn/Noord-Holland waar hij zou kunnen verblijven in het kader van tbs met voorwaarden. Indien de rechtbank de oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden overweegt, worden zeven bijzondere voorwaarden geadviseerd. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte ontvankelijk lijkt voor begeleiding binnen het kader van TBS met voorwaarden.
Ter aanvulling op voornoemd reclasseringsadvies is [reclasseringswerker] als getuige ter terechtzitting van 2 maart 2020 gehoord. Daar heeft zij onder meer aangegeven dat er geen ouderenzorg is ingekocht in het kader van de tenuitvoerlegging van de maatregel TBS. Destijds was er wel een indicatiestelling afgegeven voor de FPA Noord-Holland Noord. Verdachte kan daar geplaatst worden in een klinische setting op een psychiatrische afdeling, waar veel structuur en veiligheid wordt geboden. De reclassering acht dat een goed startpunt. Vervolgens moet worden gezocht naar een vervolginstelling waar verdachte langer kan verblijven. De door de deskundigen geadviseerde beschermde woonvorm met 24-uurs zorg als zodanig is niet realiseerbaar in het kader van TBS met voorwaarden. De reclassering is daarom op deze klinische setting uitgekomen, gevolgd door een woonvorm buiten die setting. [reclasseringswerker] heeft aangegeven dat dat de meest passende setting is, zodat de reclassering volledig zicht houdt op verdachte als hij uit de FPA komt. Verder heeft zij verklaard dat, ongeacht waar verdachte wordt geplaatst, er iets aan het risicomanagement moet worden gedaan. Het risico ligt met name in het aangaan van een relatie. Bij een TBS met voorwaarden wordt in de standaardvoorwaarden tevens de mogelijkheid van een Time-out opgenomen. Bij overtreding van de voorwaarden zal de maatregel dan niet direct in TBS met dwangverpleging worden omgezet.
Ter terechtzitting van 31 augustus 2020 heeft getuige [reclasseringswerker] bovenstaande adviezen onderschreven en nader toegelicht. Verschillende beschermd woonvormen hebben aangegeven dat de opbouw van meer vrijheden, zoals verloven, moeten worden getoetst in een klinische setting zoals een FPA, voordat aanmelding van verdachte bij beschermend wonen kan plaatsvinden. Op deze manier kan verdachte vanuit de FPA doorstromen naar beschermd wonen.
Op 17 en 18 juni 2020 zijn de deskundigen R. Sterk, psycholoog, respectievelijk M.C. Heus, psychiater, nader gehoord naar aanleiding van de bevindingen van de reclassering. De deskundigen handhaven het advies om aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen en geven opnieuw aan dat verdachte 24 uur zorg nodig heeft, waarbij het van belang is dat verdachte geplaatst wordt in een langdurig beschermde woonsetting, met toezicht op de contacten die hij heeft en in het bijzonder de intieme relaties die hij aangaat. Er moet een setting komt waarbij de kwetsbare kanten van verdachte zo min mogelijk worden getriggerd. Belangrijke pijlers daarbij zijn onder andere toezicht, bewindvoering en dagbesteding. Heus kan zich vinden in het advies van de reclassering om verdachte eerst te plaatsen in een FPA en van daar uit te zoeken naar een beschermde woonvorm. Vanuit praktisch oogpunt begrijpt Sterk dat de reclassering plaatsing in een FPA adviseert om van daar uit een geschikte woonsetting te vinden.
De rechtbank onderschrijft de hiervoor weergegeven conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare. Nu voornoemde psychiater en psycholoog tot een eensluidend advies komen, welk advies de rechtbank gedegen voorkomt, zal de rechtbank aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden opleggen. De rechtbank acht doorstroming vanuit een klinische setting naar een beschermd wonen plek, zoals door de reclassering als plan van aanpak wordt geschetst, een geschikte uitkomst nu daarmee de gestelde doelen kunnen worden gerealiseerd.
De rechtbank zal bij de TBS-maatregel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. Bij verdachte is sprake van een matig/hoog recidiverisico. TBS met voorwaarden biedt naar het oordeel van de rechtbank voldoende waarborgen voor het indammen van het gevaar voor herhaling tot een aanvaardbaar niveau. Uit voornoemd rapport van de reclassering komt naar voren dat verdachte bereid lijkt te zijn om medewerking te verlenen aan het plan van aanpak zoals genoemd in het rapport.
Aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van de TBS-maatregel is voldaan, nu bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
De rechtbank kan, op vordering van het Openbaar Ministerie, bevelen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd indien de voorwaarden niet worden nageleefd. Het bewezen verklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat niet valt te overzien of, en zo ja in hoeverre, de noodzaak voor een dwingend juridisch kader in de zin van artikel 38z Sr aansluitend aan de TBS met voorwaarden bestaat. De rechtbank heeft hierbij gelet op de hoge leeftijd van verdachte (thans 86 jaar), de duur van de op te leggen vrijheidsbenemende straf en de maximale duur van de op te leggen TBS met voorwaarden (negen jaar), alsmede op het klinisch neuropsychologisch onderzoek waaruit blijkt dat bij verdachte mogelijk sprake zou kunnen zijn van forse dementie wat op dit moment in zijn normale gedrag (nog) niet terugkomt. De rechtbank zal gelet op het voorgaande geen gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr opleggen.